TIEN STAPPEN NAAR GEMEENSCHAP
Jean Vanier
Jean Vanier is op het gebied van geestelijke vorming een van de voornaamste
mannen van onze tijd. Zijn scherpe inzichten, rijke ervaring en praktische
adviezen maken onderstaande artikelen zó belangrijk dat wij er vragen ter verwerking
aan hebben toegevoegd. Deze vragen kunt u eerst persoonlijk doornemen en daarna
uitwisselen met de leden van uw gezin, groep, communiteit of parochie. Hierdoor
kan er een doorbraak komen naar een hechtere, diepere gemeenschap.
INHOUD
Voorwoord
Inleiding
1e
stap: groeien naar het doel van de gemeenschap
2e
stap: van gemeenschap-voor-mezelf naar mezelf-voor-de-gemeenschap
3e
stap: leren omgaan met sympathie en antipathie
4e
stap: vergeving
5e
stap: wees geduldig
6e
stap: wederzijds vertrouwen
7e
stap: zijn zoals je bent
8e
stap: deel je eigen zwakheid mee
9e
stap: eigen gaven gebruiken
10e
stap: het geheim van elke mens
Eenzaamheid
blijft
Bronvermelding
en besteladres
Wie
is Jean Vanier?
foto:
Pieter van der Marel /
pkfotografie@gmail.com
INLEIDING
Terwijl
onze steden leeglopen, zoeken heel wat mensen de gemeenschap op, vooral dan
wanneer zij zich eenzaam voelen, moe, zwak of treurig. Voor sommige mensen is
alleen-zijn effenaf 1) niet te
dragen. Een voorsmaak van de dood. Voor hen lijkt de gemeenschap iets
bekoorlijks, een oase van geborgenheid en van mededeelzaamheid. Als je het
vanuit een andere hoek bekijkt is de gemeenschap ook iets 'verschrikkelijks'.
Daar stel je immers bij jezelf je eigen grenzen vast, je egoïsme. Wanneer ik
een hele tijd ‘leef’ met andere mensen, dan ontdek ik mijn armoede en mijn
zwakheid, mijn onmacht om met bepaalde mensen over de baan te kunnen, mijn
geremdheid, storingen in mijn affectief of seksueel leven, mijn onverzadigbare
verlangens, mijn frustraties, mijn weerzin en mijn vernielzucht. Zolang ik op
mijn eentje leefde kon ik de illusie koesteren dat ik de hele wereld liefhad.
Maar nu ik voortdurend met anderen leef weet ik hoe onbekwaam ik ben om lief te
hebben en hoezeer ik de anderen belet te leven. Maar indien het waar is dat ik
tot liefde onbekwaam ben, wat voor goeds is er dan nog in mij? Dan blijft er
slechts duisternis over, wanhoop en angst. Liefde lijkt een illusie. Ik ben
veroordeeld tot eenzaamheid en dood.
ERVARING
Het
gemeenschapsleven is inderdaad de pijnlijke revelatie van de zwakheden, de
grenzen en de duisternis van mijn diepste wezen. Het is vaak de plotse
openbaring van de monsters die in mij leven. Dit kunnen wij moeilijk verwerken.
Haastig verdrijven wij die monsters. Of wij verbergen ze weer, of ontkennen hun
bestaan. Ofwel vluchten wij de gemeenschap en de omgang met de anderen. Of wij
beschuldigen die anderen en de monsters die in hén huizen.
Erken
liever en aanvaard dat die monsters er écht zijn. Dan kun je ze zelfs buiten
laten komen en ze leren tam worden. Dat is groei naar bevrijding.
Wanneer
men in een communiteit ieders begrenzingen aanvaardt, maar tegelijk ieders
gaven, dan wordt die communiteit, beetje bij beetje, een plaats van bevrijding.
Wanneer wij vaststellen dat anderen ons aanvaarden en gaarne zien, dan aanvaarden
en beminnen wij ook gemakkelijker onszelf. De communiteit wordt dan een ruimte
waarbinnen wij onszelf mogen zijn, zonder vrees of dwang. Door wederzijds
vertrouwen onderling wordt het leven in gemeenschap dieper. Die 'verschrikkelijke'
plaats wordt dan een plek van leven en groeien.
Niets
is schoner dan een communiteit waarin men elkaar begint lief te hebben en te
vertrouwen. 'Hoe goed en zalig is het als broeders samen te leven; het is als
de olie die druipt van de baard van Aäron' (Psalm 133,1-2).
Kortom,
de gemeenschap is de plaats waar men de diepe kwetsuur van zijn eigen wezen
ontdekt en ze leert aanvaarden. Vanaf dat ogenblik worden wij herboren. Ja, wij
zijn geboren vanuit die kwetsuur.
1) Belgisch Nederlands
1e STAP: GROEIEN NAAR HET
DOEL VAN DE GEMEENSCHAP
Een
gemeenschap moet een mikpunt hebben. Wanneer mensen beslissen samen te gaan
leven, maar zonder klaar omschreven doel en zonder het duidelijk 'waarom' van
hun gemeenschapsleven te bepalen, zullen de conflicten heel vlug opdagen. Alles
stort spoedig ineen. Spanningen binnen een gemeenschap komen vaak voort uit het
feit dat mensen zeer verschillende verwachtingen koesteren, maar ze nooit
uitspreken. Men ontdekt vlug dat hetgeen de een wil, verschilt van wat de ander
wil. Dit is ook zo in het huwelijk. Het gaat niet om zomaar te willen
samenleven. Wil men dat het blijft duren, dan moet men goed weten wat men samen
wil doen, wat men samen wil zijn.
Dit sluit in dat elke gemeenschap een grondwet moet
hebben, een levenslijn die klaar uitdrukt 'waarom' men samen leeft en wat men van iedereen
verwacht. Vooraleer te starten moet een gemeenschap dan ook gedurende min of
meer lange tijd dit leven in gemeenschap voorbereiden en de verwachtingen klaar
stellen.
Hoe
meer een gemeenschap echt is en creatief in het zoeken naar dat wezenlijke, des
te meer kunnen haar leden, die toch geroepen zijn om boven zichzelf uit te
stijgen, één worden.
Anderzijds
is het ook waar dat in een communiteit die lauw wordt met betrekking tot het
doel dat zij oorspronkelijk heeft gekozen, de leden ook dreigen van elkaar te
vervreemden; spanningen kunnen de kop opsteken. Dan spreken de leden van die
gemeenschap niet langer over het beste antwoord dat zij op het roepen van God
kunnen geven. Dan praten zij alleen nog over zichzelf, over hun problemen, over
structuren, over rijkdom of armoede… Er is een zeer nauw verband tussen deze
twee polen: het doel van een gemeenschap en de eenheid van haar leden.
Een
communiteit wordt werkelijk één en straalt ook uit, wanneer alle leden een
gevoel hebben van 'zo moet het'.
De
wereld telt al te veel mensen zonder hoop. Té veel mensen gaan ten onder in
eenzaamheid. Wanneer leden van een gemeenschap er zich rekenschap van geven dat
zij er niet zijn voor zichzelf, noch voor hun eigen kleine heiliging… maar om
de gave Gods te ontvangen en het rijk van God te verspreiden, zodat ze de dorst
van velen lessen, dan be-leven deze mensen ten volle de gemeenschap.
Een
gemeenschap moet licht in de duistere wereld zijn, een bron van leven in de
Kerk en voor alle mensen. Zij heeft nooit het recht lauw te zijn.
VRAGEN TER VERWERKING
1. Wat is het doel, de
'grondwet' van uw gemeenschap (communiteit, charismatische of parochiegroep,
gezin)?
2. Is dat doel voor alle
leden hetzelfde?
3. In hoeverre wordt het
leven van de gemeenschap bewust gericht op het verwezenlijken van dat doel? Is
het doel misschien (bewust of onbewust) toch op mezelf gericht, op het oplossen
van mijn problemen, van mijn eenzaamheid, voor het vervullen van mijn
verlangens?
2e STAP: VAN
GEMEENSCHAP-VOOR-MEZELF NAAR MEZELF-VOOR-DE-GEMEENSCHAP
Een
gemeenschap verdient slechts deze naam wanneer de meerderheid van haar leden de
overtocht wil maken van een 'gemeenschap voor mezelf' naar een 'mezelf voor de
gemeenschap'. Dat wil zeggen dat elk hart er open gaat voor ieder ander, zonder
enige uitsluiting. Dat is de overtocht van de zelfzucht naar de liefde, van de
dood naar de verrijzenis; het is het pascha, het voorbijgaan van de Heer, maar
ook de doortocht vanuit een land van slavernij naar een beloofd land, dat van
de innerlijke bevrijding.
Gemeenschap
betekent niet zo zeer samen-wonen. Dit doet men in een kazerne of in een hotel.
Gemeenschap is ook geen werkploeg, nog minder een slangenhol. Het is de plaats
waar iedereen, of minstens de meerderheid (laten we realist zijn) bezig is
vanuit de duisternis van het egocentrische over te gaan naar het licht van de
echte liefde.
'Geef
niet toe aan partijzucht, noch aan de eerzucht, maar dat iedereen de ander
hoger acht dan zichzelf. Zoek niet uw eigen belang; maar dat iedereen op de
andere bedacht zij' (Filippenzen 2,3-4).
De
liefde waarover wij het hier hebben, is noch sentimenteel noch voorbijgaande
bevlieging. Het is een aandacht voor de andere, die geleidelijk aan engagement
wordt, instaan voor de andere, zich in de plaats van de andere stellen, de
andere begrijpen, zich voor de andere verantwoordelijk weten. Het is met de
andere meevoelen, meelijden, mee blij zijn.
Liefhebben
is eenvoudig gelukkig zijn omdat de andere er is, spijtig zijn om zijn
afwezigheid. Het is in elkaar wonen en geborgen zijn. 'De liefde is een
éénmakende kracht' (Dyonisius de Areopagiet).
Maar
gespannen zijn op de andere betekent eveneens dat men met die andere gespannen
is op dezelfde realiteit, dat men dezelfde hoop koestert, hetzelfde wil… Het is
communiceren over dezelfde visie, over hetzelfde ideaal. Wat gelijk staat met
de vaste wil om de andere te zien groeien volgens het plan van God en de dienst
van de mensen. Het is willen dat de andere trouw is aan zijn roeping, vrij om
te beminnen met al de dimensies van zijn wezen. We hebben daar twee polen van
de gemeenschap: een gevoel van wederzijds elkaar toebehoren, maar ook een
verlangen dat de andere verder gaat in zijn gave aan God en de mensen, méér lichtend,
dieper bevestigd in de waarheid en de vrede.
'De
liefde is lankmoedig; de liefde is gedienstig; zij is niet jaloers; de liefde
pocht niet, blaast niet op; de liefde doet niet wat onbetamelijk is, zoekt geen
eigen belang, maakt zich niet kwaad, rekent het kwade niet aan; de liefde
verheugt zich niet over onrecht, maar verheugt zich in de waarheid. De liefde
verontschuldigt alles, gelooft alles, hoopt alles, duldt alles' (1 Korintiërs
13,4-7).
De
overtocht van de 'gemeenschap voor mezelf' naar 'mezelf voor de gemeenschap' is
lang. Hij vergt loutering en voortdurend sterven om altijd opnieuw te
verrijzen. Om lief te hebben moet je voortdurend je eigen meningen, je
prikkelbaarheid, je comfort prijs geven. De weg van de liefde wordt gebaand met
offers. Het egoïsme zit zo diep in het onbewuste. Het komt vaak tot uiting in
onze eerste reacties van zelfverdediging, van agressie, van zoeken naar persoonlijk
genot. Liefhebben loopt over een wilsdaad ('ik wil mijn gevoeligheden
controleren en overstijgen') naar het gevoelig worden van een gezuiverd hart
dat spontaan naar de andere uitgaat. Maar deze diepe zuivering van het hart is
louter 'gave Gods', vrucht van de Heilige Geest. 'Ik zal het stenen hart uit je
wegnemen en je een hart van vlees geven. En Ik zal mijn geest in je storten'
(Ezechiël 36,26).
Jezus
heeft ons die gave beloofd. Hij heeft ons zijn Heilige Geest toegezegd, de
Trooster, die ons nieuwe energie zal meedelen, samen met een nieuwe kwaliteit
van het hart, die bekwaam maakt om de andere, zelfs de vijand, werkelijk te
aanvaarden zoals hij is: alles verdragen, alles geloven, alles hopen.
Leren
liefhebben doe je een leven lang. De Heilige Geest moet trouwens de diepste
hoekjes van ons wezen binnendringen: al die hoekjes waar de vrees nog heerst,
de angst, het verweer, de jaloersheid. De gemeenschap begint gestalte te
krijgen als eenieder zich inspant om elk van de leden 'op te nemen' en te
beminnen zoals hij is.
'Aanvaard
elkaar, zoals Christus u heeft aanvaard' (Romeinen 15,7).
VRAGEN TER VERWERKING
1. Ga na welke negatieve en
welke positieve gevoelens en reacties in dit stukje naar voren komen. Herken je
ze bij jezelf? Nog andere? Ga na in hoeverre deze reacties aangeven dat jouw
instelling er een is van 'gemeenschap voor mezelf' en van 'mezelf voor de
gemeenschap'.
2. Is 'liefde' voor je een
uiting van gevoelens (alleen) of wat Vanier noemt 'liefhebben loopt over een
wilsdaad'?
3. Volgens Vanier is de kern
van de overgang van 'gemeenschap voor mezelf' naar 'mezelf voor de gemeenschap'
(a) een bewuste keuze en (b) de uitzuivering van je hart. In hoeverre herken je
dit in je eigen leven?
3e STAP: LEREN OMGAAN MET
SYMPATHIE EN ANTIPATHIE
Elke
gemeenschap is aan twee grote gevaren blootgesteld: de vriendschap en de
vijandschap. Diegenen die op elkaar gelijken vinden elkaar heel vlug. We zitten
graag naast iemand die ons bevalt, die denkt zoals wij, die onze levensvisie
deelt, die met dezelfde dingen lacht… En men voedt en vleit elkaar in die
richting: 'Jij bent kostelijk!' – 'Jij ook' – 'Wij zijn kostelijk, intelligent,
knap…'
Menselijke
vriendschap verwordt heel spoedig tot een clubje van middelmatigen, die zich op
elkaar afsluiten, elkaar vleien en de indruk geven: 'wij zijn de verstandigen'.
De vriendschap is dan niet langer een prikkel om verder te gaan, om de broers
en de zusters te dienen, om trouw te zijn aan de geschonken roeping, aandacht
voor de Geest om te vorderen op de weg doorheen de woestijn naar het beloofde land
van de bevrijding. Een dergelijke binding werkt verstikkend en wordt een
slagboom die verhindert naar de anderen te
gaan, vol aandacht voor hun noden. Op den duur verworden sommige
vriendschappen tot een affectieve band die een soort slavernij is.
In
een gemeenschap ontstaan vanzelfsprekend ook antipathieën. Er zullen altijd
mensen zijn die ik niet mag, die me blokkeren, me tegenspreken en het elan van
mijn leven en mijn vrijheid in de weg staan. Hun aanwezigheid alleen al lijkt
mij een bedreiging, maakt mij agressief of doet mij slaafs terugwijken. Wanneer
zij er zijn, kan ik mij niet eens uitdrukken, kan ik niet leven.
Anderen maken in mij
gevoelens van jaloersheid wakker. Zij
zijn precies degenen die ik zou wensen te zijn, en zij herinneren mij eraan dat
ik het niet ben. Hun succes en hun bekwaamheid werpen mij terug op mijn eigen
onkunde.
Anderen
vragen mij te veel. Ik kan hun de genegenheid niet geven die zij voortdurend
van mij eisen. Ik ben verplicht hen terug te sturen. Die mensen zijn mijn
vijanden; ze brengen mij in gevaar, en zelfs als ik het niet wil toegeven, ik
haat hen met een haat die weliswaar louter psychologisch is en nog niets met
mijn moreel geweten te maken heeft. Die weerzin is niet gewild. En toch moet ik
toegeven dat ik deze mensen liefst weg… of dood zou zien. Hun verdwijning, hun
dood zou mij een bevrijding lijken.
Het
is normaal dat er in een gemeenschap toenadering bestaat in de gevoeligheid
evenals remmingen tussen verschillende naturen. Zij vloeien voort uit
affectieve onrijpheid en uit heel wat elementen uit onze kinderjaren, waarop wij geen vat hebben. Men moet ze niet
ontkennen. Eraan toegeven zou evenwel in de gemeenschap spoedig 'clans'
in het leven roepen. Het gaat dan niet meer om gemeenschap, maar om een min of
meer op zichzelf besloten groepen zonder contact met de anderen.
Bij het binnentreden in bepaalde gemeenschappen kan men
dit soort spanningen en ondergrondse oorlogen al dadelijk aanvoelen. De mensen kijken
elkaar niet meer openlijk in de ogen. Als ze elkaar in de gangen kruisen, dan
zijn ze net als boten in de nacht.
Een
gemeenschap kan maar gemeenschap worden wanneer de meerderheid van de leden, bewust
en beslist, zulke afsluitingen afbreekt om uit de schelp van de
'vriendschappen' te kruipen en aan de zogezegde vijand de hand te reiken. Dit
is een lange weg. Het gebeurt nooit in één dag. Eigenlijk ben je ook nooit aan
het einde. Een gemeenschap is altijd in beweging, ofwel naar een grotere
liefde, ofwel naar een terugtocht.
Maar
de 'vijand' maakt me bang. Ik kan naar zijn kreet niet luisteren, zijn
behoeften niet beantwoorden. Ofwel ik word verpletterd door zijn agressieve en
dominerende houding. Ik vlucht hem, of ik wens dat hij verdwijnt.
Eigenlijk
maakt deze persoon mij bewust van wat ik 'maar' ben: onrijp en arm. Misschien
is het precies dit wat ik niet wil zien. De gebreken die ik in anderen
aanklaag, zijn vaak mijn eigen gebreken die ik niet wil bekennen. Kritiek op
anderen en op de gemeenschap die men 'ideaal' wil zien, is dikwijls niets
anders dan een vlucht voor eigen tekort. Het is een weigeren van de wonde in
zichzelf, van een gevoel van onvoldaanheid.
Jezus'
boodschap is zeer duidelijk: 'Maar Ik zeg u: heb uw vijanden lief; doe goed aan
wie u haten; zegen hen die u vervloeken; bid voor hen die u kwaad doen. Als gij
alleen bemint wie u liefhebben, wat verdient gij dan wel? Ook de zondaars beminnen
wie hen liefhebben' (Lucas 6,27-32).
De
'onechte vriend' is hij in wie ik slechts schijnhoedanigheden kan vinden. Hij
wekt inderdaad in mij een zeker genoegen, een welbehagen. Daarom mag ik hem
wel. Hij openbaart mij aan mezelf en hij stimuleert mij. De 'vijand'
daarentegen wekt in mij emoties die mij niet gelukkig maken: jaloersheid,
agressiviteit, schrik, verkeerde afhankelijkheid, haat, heel die duistere
wereld die in mij leeft. Zolang ik niet erken dat in mij een mengsel leeft van
licht en donker, van gaven en fouten, van liefde en haat, van zelfzucht en
onbaatzuchtigheid, van rijpheid en onvolwassenheid, zolang zal ik de wereld
indeel in 'vrienden' (de 'goede') en 'vijanden' ('de slechte'). Als ik aanvaard
dat ik zwakheden en fouten heb, maar ook kan groeien naar een innerlijke
vrijheid en een meer authentieke liefde, dan kan ik ook de fouten en zwakheden
van de anderen aanvaarden. Ook zij kunnen groeien in vrijheid en liefde. Ik kan
dan alle mensen bezien met realiteitszin en liefde. Wij zijn allemaal
sterfelijk en kwetsbaar, maar wij hebben hoop, want het is mogelijk te groeien.
VRAGEN TER VERWERKING
1. Laat ik me leiden door
gevoelens van sympathie en antipathie in mijn relaties? Tegenover wie?
2. In hoeverre ervaar ik dat
anderen mij 'overvragen? Hoe reageer ik daarop? Word ik daarin geconfronteerd
met mijn eigen tekorten? Wat doe ik met die zelfkennis?
3. Hoe kan ik mijn 'haat'
tegenover sommigen verwerken? Vraagt het van mij dat ik daar nu iets aan doe?
Wat?
4e STAP: VERGEVING
Zichzelf,
met zijn duisternis, zijn zwakheden, zijn fouten en angst aanvaarden is
onmogelijk zonder de openbaring dat God ons bemint. Wanneer wij ontdekken dat
de Vader zijn enige en geliefde Zoon heeft gezonden, niet om ons te veroordelen
maar om ons te genezen, om ons te verlossen en ons op de weg van de liefde te
leiden; wanneer wij ontdekken dat Hij gekomen is om ons vergeving te schenken
omdat Hij ons in ons diepste wezen bemint, dán eerst kunnen wij onszelf aanvaarden.
Neen, wij zijn niet gedoemd opgesloten te blijven in de kerker van ons eigen
egoïsme en onze duisternis. Er is hoop.
Liefhebben
is mogelijk. Het wordt mogelijk
anderen te aanvaarden en te vergeven. Er is geen groei denkbaar zolang ik in de
anderen slechts hun gave zie die een weerspiegeling van de mijne zijn. Als mijn
relatie dáárop berust, zal zij spoedig breken. De relatie tussen mensen is maar
waarachtig en duurzaam wanneer zij steunt op de aanvaarding van de zwakheden,
op de vergeving en op de hoop dat groei mogelijk is.
Het
hoogtepunt van het gemeenschapsleven ligt in de viering van de Eucharistie. Maar het hart van de
gemeenschap ligt in de vergeving. De
gemeenschap is de plaats waar men vergeeft. Zelfs wanneer wij in elkaar veel
vertrouwen stellen vallen toch nog altijd woorden die kwetsen, houdingen die
trots verraden, situaties waarin de gevoeligheden botsen. Daarom zal een leven
in gemeenschap ook altijd 'kruis' inhouden, een aanhoudende poging en aanvaarding,
dit is, wederzijdse vergeving, elke dag.
Gij dan, als geliefde uitverkorenen van God, bekleed
u met tedere ontferming, met welwillendheid, met deemoed, met zachtheid en
geduld. Verdraag elkaar en vergeef elkaar, wanneer de een tegen de ander een
grief heeft. De Heer heeft ons vergeven; doe gij evenzo. En boven alles heerse
de liefde, die de band is der volmaaktheid. Zo heerse de vrede van Christus in
uw harten. Dit is het doel van de roeping, waarmee gij tot één lichaam verenigd
zijt. En wees dankbaar.
(Kolossenzen 3,12-15)
VRAGEN TER VERWERKING
Dat God liefde is, zul je
waarschijnlijk wel aanvaarden. Dat God van alle mensen houdt, vloeit daaruit
voort. Maar kun je het van harte be-amen dat God van jou houdt, met je zwakheden en je fouten? God die van jou
houdt zoals je bent, houdt ook van die ander zoals hij/zij is. Doe jij dat ook,
of kun je dat pas als die ander eerst…? Kunnen wij een ander vlot vergeven in
de dingen die dagelijks 'mis' gaan? Wat gebeurt er als we die vergeving onthouden?
5e STAP: WEES GEDULDIG
Wij
kunnen onze gevoeligheden, ons getrokken zijn, onze weerzin, die uit de diepte
van ons wezen komen, niet volledig controleren of beheersen. Wat wij wel kunnen
doen is ons inspannen om ons door deze neigingen niet te laten leiden. Zij
vormen echte barricades in een gemeenschap. Men moet daarbij altijd hopen dat
de Heilige Geest de verwrongen takken van ons wezen zelf zal snoeien en
zuiveren. Onze gevoeligheid is sinds onze kinderjaren gevormd door duizend
vormen van angst en egoïsme, evenals door tekenen van liefde en door de gave
Gods. Het is een mengsel van duister en licht. Die gevoeligheid wordt niet in
één dag recht getrokken. Dat vraagt duizendmaal een loutering en vergeving,
inspanningen elke dag opnieuw, en vooral de gaven van de Heilige Geest die ons
van binnenuit hernieuwen.
Er
is een lange adem voor nodig om onze gevoeligheid op den duur zo om te buigen
dat we onze 'vijand' graag ontmoeten. Maar wij moeten geduldig zijn en
barmhartig tegenover onszelf. Om de andere, om alle anderen te kunnen
aanvaarden moeten wij eerst verzoend zijn met onze eigen blokkeringen, onze
jaloersheid, ons vergelijken, onze vooroordelen, onze min of meer bewuste haat.
We moeten erkennen dat wij maar povere figuurtjes zijn, dat wij zijn wat wij
zijn, en om vergeving vragen aan de Vader. Het is ook goed daarover met een man
van God te spreken die wellicht kan verduidelijken wat in ons omgaat, ons kan
bevestigen in onze pogingen en ons kan helpen Gods vergeving te ontdekken.
Tegelijk
moeten wij proberen de goede kanten van de 'vijand' te zien. Die zijn er
alleszins. Maar ik ben bang voor hem; is het daarom dat hij schrik van mij
heeft? Ik ben geremd. Hij ook. Mensen die voor elkaar bang zijn, zien toch zo
moeilijk elkaars kwaliteiten. Daarvoor is een bemiddelaar nodig, een
vredestichter, iemand in wie beiden vertrouwen stellen. Indien ik die derde
mijn moeilijkheden vertel, kom ik er misschien toe eensdaags iets goeds van de
andere te ontdekken, of minstens mijn houdingen en blokkeringen te begrijpen.
Als ik eenmaal zijn kwaliteiten heb ontdekt, dan kan ik eensdaags iets goeds
over hem zeggen. Het is een lange weg die kan eindigen in een gebaar waarbij ik
aan de vroegere 'vijand' een raad of een dienst vraag. Die hulp of dienst reikt
verder dan het uiterlijk gebaar.
Niets
belet dat wij intussen bidden dat ook die andere, die moeilijke andere, groeien
mag naar Gods wil. De Heilige Geest kan op zekere dag het blok tussen beiden
wegnemen. Hij kan mij ook laten voortsukkelen met de splinter in het vlees, die
mij vernedert en mij elke dag dwingt tot nieuwe pogingen. Word dan niet
onrustig en voel je ook niet schuldig omwille van die negatieve gevoelens.
Vraag telkens, als een klein kind, Gods barmhartigheid. En ga er dan mee door
zonder de moed te verliezen.
Een
van de doeleinden van de gemeenschap is precies ons te helpen altijd met hoop
verder te gaan, onszelf en ook de anderen te aanvaarden zoals we zijn. Geduld
en vergeving maken het hart van ons gemeenschapsleven uit. Geduld tegenover onszelf
en de wetten van onze groei, geduld tegenover de anderen. De hoop van de
gemeenschap is gegrondvest op de wederzijdse aanvaarding en het geduld.
VRAGEN TER VERWERKING
Zijn er mensen tegenover wie
je bovengenoemde 'vijandige' gevoelens in jezelf ontdekt? Durf het aan om na te
gaan wat de wortels van deze reacties zijn. Welke blokkades in jouzelf veroorzaken
deze gevoelens? Heb je deze dingen met jouw 'vijand' ooit besproken? Op een
goede manier? Hebben wij die ander echt vergeven, moeite gedaan hem/haar te
aanvaarden?
Hebben we onszelf deze
gevoelens vergeven? (Gevoelens zijn op zich niet slecht, wel lastig. We gaan
pas fout wanneer we vanuit die gevoelens gaan handelen.) Hebben we voldoende
geduld met die ander? En met onszelf?
6e STAP: WEDERZIJDS
VERTROUWEN
Het
wederzijds vertrouwen binnen de gemeenschap vloeit voort uit de dagelijkse
vergeving en uit de aanvaarding van onze zwakheden en onze armoede. Dat
vertrouwen ontstaat echter niet ineens. Een gemeenschap heeft tijd nodig om
hierin te groeien. Wie van een gemeenschap deel gaat uitmaken, 'speelt'
gewoonlijk een tijd lang een rol naargelang de verwachtingen van de anderen.
Geleidelijk ontdekt hij dat de anderen hem graag zien zoals hij is en hem vertrouwen
schenken. Maar vertrouwen moet altijd beproefd worden en kan ook altijd
groeien. Jonggehuwden ervaren dit ook. Na jaren huwelijk is het wederzijds
vertrouwen versterkt door leed dat men samen heeft gedragen en door de
zekerheid dat de andere trouw blijft tot de dood. Ze weten dan beiden dat niets
hun eenheid kan verbreken.
Zo
gaat het ook in een gemeenschap. Het is vaak na veel lijden, grote beproeving,
pijnlijke spanningen, beproeven van de getrouwheid, dat het vertrouwen groeit.
Een gemeenschap waarin een echt wederzijds vertrouwen heerst, zal niet
wankelen.
De
gemeenschap is dus niet: een groep mensen die samen leven en elkaar graag
mogen. Het is veeleer een levensstroom, een hart, een ziel, een geest. Het gaat
om mensen die elkaar zéér graag zien en die op dezelfde hoop gespannen staan.
Dit precies geeft van een echte gemeenschap die typische sfeer van vreugde en
van gastvrijheid (Filippenzen 2,1-2). Die sfeer van vreugde ontstaat uit het
feit dat iedereen zich vrij voelt in wat zijn diepste wezen uitmaakt. Men moet
niet langer een 'rol spelen', doen alsof, de held uithangen… De genegenheid
berust niet langer op verstand, bekwaamheid. Men wordt bemind om zichzelf. Wie
de slagbomen verwijdert en de angst verliest om zichzelf te zijn, wordt
eenvoudig. Eenvoud is zichzelf zijn in het bewustzijn dat de anderen van ons
houden zoals we zijn. Het is zich aanvaard weten met zijn hoedanigheden, zijn
gebreken, in het diepst van zijn persoon.
Hoe
langer hoe meer blijkt de grote moeilijkheid voor velen die in een gemeenschap
leven: het gebrek aan zelfvertrouwen. Men heeft vlug de indruk dat men in zijn
diepste zelf niet beminnelijk is en dat anderen ons zeker zouden afwijzen
indien ze ons zagen zoals wij werkelijk zijn. Wij zijn bang voor alles wat in
ons donker is, voor onze moeilijkheden op affectief of op seksueel gebied. Wij
zijn bang dat wij niet écht zijn in onze liefde. Vanuit deze gevoelens raken
wij gemakkelijk depressief.
Geen
van beide zijn de uitdrukking van ons ware zelf. Het komen tot de overtuiging
dat we bemind worden mét onze armoede en zwakheden en dat ook wij tot liefde
bekwaam zijn: dáár ligt het geheim van de groei in een gemeenschap. Komt dat
geheim niet van een gave Gods die ons wellicht doorheen andere mensen bereikt?
Vanaf het moment dat wij ervan overtuigd zijn dat God, en ook de anderen,
vertrouwen in ons hebben, kunnen wij ook onszelf vertrouwen en ook ons vertrouwen
in de anderen kan dan groeien.
In
gemeenschap leven is: het geheim van het unieke van zijn eigen persoon
ontdekken en beminnen. Dit is vrij worden. Dan leeft men niet langer volgens de
verwachtingen van de anderen, maar volgens de diepe roeping in zichzelf… Zo
wordt men ook vrij om de diepe persoon van de andere te ontdekken.
VRAGEN TER VERWERKING
In hoeverre doen we ons
anders (beter) voor dan we zijn? Doen we dat uit angst dat anderen niet van ons
houden zoals we zijn? In hoeverre houden we eigenlijk van onszelf zoals we
zijn? Ofwel: in hoeverre besef je dat de Heer nu
van je houdt zoals je nu bent?
Zijn er mensen die jou
helemaal kennen en ('toch') van je houden zoals je bent? Ken jij anderen zoals
ze zijn en heb je hen zoals ze zijn je vertrouwen gegeven?
Is het waar maken van
verwachtingen van anderen belangrijker voor ons dan het waar maken van Gods
roeping in ons leven?
7e STAP: ZIJN ZOALS JE BENT
In
een gemeenschap dwingt men mensen soms zich anders voor te doen dan zij zijn.
Men plakt op hen een ideaal: zo zou het moeten! Lukt het die andere niet
daaraan te voldoen, dan voelt deze zich niet bemind, of minstens heeft hij de
indruk dat hij tegenvalt. Lukt het wel, dan krijgt hij de indruk dat hij
ongeveer volmaakt is. Welnu, in een leefgemeenschap komt het er niet op aan dat
men volmaakte leden telt. Een gemeenschap bestaat uit mensen die aan elkaar
gebonden zijn; ieder is daarbij een mengsel van goed en kwaad, van duisternis
en licht, van liefde en haat. De gemeenschap is slechts de grond waarop
iedereen zonder angst kan groeien naar bevrijding van de krachten tot
liefhebben die in hem verborgen zijn. Groei is maar mogelijk als men de
mogelijkheid tot vooruitgang erkent en ook aanvaardt dat nog heel wat in ons
gelouterd kan worden, dat duisternis nog in licht veranderd moet worden.
Men
verwacht vaak te veel ineens van de leden van de gemeenschap. Men oordeelt en
klasseert. Sommige leden verbergen zich achter een masker. Iedereen heeft het
recht eens 'lelijk' te zijn en duisternis in zichzelf te kennen. Onze negatieve
gevoelens zijn nog geen beschamende ziekten. Zij behoren tot onze geschonden
natuur. Leef ermee. Erken en aanvaard ze. Maar weet ook dat zij altijd weer
worden vergeven. Zo gaat men de weg naar de bevrijding. Daarom moet men in een
gemeenschap elkaar veelvuldig bemoedigen en bevestigen, vooral wanneer sommigen
met een onbewust schuldgevoel rondlopen: ze hebben de indruk dat ze niet zijn
wie ze zouden moeten zijn. Die mensen hebben er behoefte aan hun zwakheden te
kunnen meedelen zonder afgestoten te worden.
Er
zijn mensen in de gemeenschap die nog psychische wonden uit hun kinderjaren
dragen. Misschien dragen zij die wonden nog hun hele leven lang. Ook deze
mensen zijn kind van God. God kan door en met hen handelen voor het heil van de
hele gemeenschap. Dragen, verdragen en elke dag vergeven is het beste middel om
ijsblokken te doen smelten.
God
schijnt er genoegen in te vinden zeer verschillende mensen in een gemeenschap
samen te brengen. Jezus koos in de eerste apostelgemeenschap mannen die grondig
van elkaar verschilden om bij Hem te blijven. Petrus, Matteüs de tollenaar, Simon
de ijveraar. Het zou nooit in hen opgekomen zijn samen op stap te gaan indien
de Meester hen niet had geroepen. De mooiste gemeenschappen zijn juist
samengesteld uit een grote verscheidenheid van persoonlijkheid en temperament.
In zo'n geval moet men de andere beminnen met zijn verschillen. Je moet niet
zoeken naar de ideale gemeenschap. Het is veel belangrijker dat wij diegenen
die God vandaag naast ons heeft geplaatst, gaarne zien. Zij zijn voor ons teken
van Gods aanwezigheid. Wellicht hadden wij andere mensen naast ons gewild, een
beetje vrolijker of een beetje verstandiger… Maar God heeft ze voor ons
gekozen. Met hen moeten wij de eenheid en de verbondenheid beleven.
Het
treft steeds meer dat er in de gemeenschappen ontevredenen rondlopen. Als ze
deel van een kleine groep uitmaken, dromen ze van een grotere… waar men geestelijk
gevoed en gedragen wordt, waar méér gemeenschappelijke activiteiten doorgaan,
waar de liturgie mooi is en keurig wordt voorbereid.
En
als ze bij een grote gemeenschap behoren, hunkeren ze naar een ideale kleine…
Zij die veel werk hebben dromen van ruimere tijden voor gebed. Zij die veel
tijd hebben, lijken zich te vervelen en zoeken druk naar om het even welke
activiteit die aan hun leven zin moet geven. Dromen wij niet allen van een
ideale en volmaakte gemeenschap waar men in vrede leeft, in volle harmonie,
waar men het evenwicht tussen uiterlijkheid en innerlijkheid vindt, waar alles
vreugde is? Het is moeilijk de mensen te doen inzien dat dit ideaal niet
bestaat. Het persoonlijke evenwicht en de gedroomde harmonie zijn slechts
vrucht van jarenlange strijd en veel lijden. En dan nog zijn zij 'toetsen' van
genade en vrede, die maar eventjes mogen worden aangeraakt.
Wie
te veel naar eigen evenwicht, naar eigen vrede zoekt, zal ze nooit vinden. Want
beide zijn de vrucht van de liefde en dus van dienstbaarheid jegens de anderen.
Aan heel wat mensen die in gemeenschap leven en koortsig naar een onbereikbaar
ideaal zoeken, zou ik willen zeggen: 'zoek niet langer naar de vrede, maar geef
jezelf dáár waar je bent. Stop ermee naar jezelf te kijken en kijk naar je
zusters en broers in nood. Blijf heel dicht bij hen die God je nu in je groep
gegeven heeft en zie hoe je ze vandaag méér liefde kunt betonen. Dan zul je het
fameuze evenwicht tussen activiteit en gebed, tussen tijd voor jezelf en tijd
voor anderen wel vinden. Alles wordt in de liefde opgelost. Dan hoef je niet
langer jacht te maken op de ideale gemeenschap. Leef ten volle in je eigen
gemeenschap op dit ogenblik. Blijf je niet blind staren op haar gebreken
(gelukkig dat die er zijn!). Kijk naar jouw tekortkomingen, die toch ook
vergeven worden. En vergeef de anderen. Dan treed je op hetzelfde moment in de
bekering naar de liefde toe'.
Vaak
horen we beter de noodkreten van verre armen dan de roep om hulp van de eigen
broers en zussen in de gemeenschap. Het is niet eens roemvol dag na dag te
antwoorden op de schreeuw van mijn naaste buurman die mij op de koop toe nog op
de zenuwen werkt. Misschien kan men maar de noodkreet van de anderen
beantwoorden als men de kreet van zijn eigen kwetsuur heeft erkend en aanvaard.
VRAGEN TER VERWERKING
Wanneer je niet jezelf kunt
zijn,
- komt dat dan doordat
anderen je niet aanvaarden?
- jij jouw negatieve kanten
niet aanvaardt?
- je jezelf geblokkeerd
voelt door ervaringen uit het verleden?
In hoeverre ben je ontevreden
over de mensen met wie je gemeenschap vormt? Heb je hen wel echt aanvaard?
8e STAP: DEEL JE EIGEN
ZWAKHEID MEE
Aanvaarden
wil niet zeggen: fatalistisch berusten zonder hoop. Men moet in de waarheid
staan en vermijden dat men in een illusie verder leeft. Men kan maar groeien op
grond van wat men in waarheid is en niet op wat wij of anderen van ons dromen.
Met zwakheden én gaven samen kan men op Gods roeping bouwen. Onze onmacht ligt
in de realiteit en niet ernaast.
Wanneer
een groep dieper gaat leven, worden haar leden brozer en ook gevoeliger. Men
zou soms het tegengestelde willen geloven; dat men namelijk sterker wordt door
wederzijds vertrouwen. In zekere zin is dit ook zo. Maar toch zijn het de
broosheid en de gevoeligheid die aan de wortel van een nieuwe genade liggen:
het bewustzijn dat wij van elkaar afhankelijk zijn. Liefhebben is zwak en
kwetsbaar worden. Het betekent: alle muren
afbreken; de andere vrij bij je binnen laten komen en zo delicaat worden
dat men ook bij de andere mag binnengaan. De wederzijdse afhankelijkheid is het
cement van de eenheid. Op een bepaalde dag legde iemand dit in een vergadering
mooi uit: 'Een gemeenschap wordt, net als een huis, uit allerlei soorten stenen
opgebouwd. Maar het is het cement dat de stenen samenhoudt. Cement bestaat uit zand en kalk, zeer lichte materialen: een
windstoot doet ze verstuiven. Ze worden stof. Zo ook worden wij in een
gemeenschap samengehouden door het cement, namelijk door wat in ons kwetsbaar
en arm is'.
De echte communiteiten dragen als kenmerk, dat de mensen
die ze maken, in het dagelijks leven zeer fijngevoelig tegenover elkaar zijn. Dit wordt in
heel kleine dingen uitgedrukt: in diensten, in offers zonder woorden, maar die
vertalen dat ik van de andere houd en gelukkig ben in zijn bijzijn. Het
betekent dat men de ander niet vóór wil zijn, dat men in een discussie het gelijk
niet naar zijn eigen kant wil halen, dat men de kleine lasten op zich neemt om
de andere te sparen. Leven in een gemeenschap betekent de slagbomen verwijderen
die onze kwetsbaarheid beschermen en onze zwakheden erkennen en aanvaarden. Zo
groeien wij.
Wees
dan ook niet verwonderd dat je, buiten je groep, heel vatbaar voor kwetsuren
bent. Mensen die voortdurend in de strijd van onze maatschappij leven zij
verplicht zich met een harnas te bekleden om hun kwetsbaarheid te beschermen.
Het gebeurt wel meer dat iemand die een hele tijd binnen een gemeenschap heeft
geleefd en dan naar buiten treed, bijvoorbeeld in de eigen familie, ontdekt dat
er toch zo veel agressie in de wereld leeft en dat hij zoiets moeilijk draagt.
Die onthutsende vaststelling doet hem soms twijfelen aan de eigen roeping en
aan de zinvolheid van de dagelijkse pogingen tot liefde. Die agressiviteit in
de maatschappij is normaal. Maar men kan en mag zich niet kwetsbaar opstellen
tegenover mensen die deze kwetsbaarheid niet respecteren.
VRAGEN TER VERWERKING
Wat zijn mijn zwakke punten?
In hoeverre laat ik mijn groepsgenoten daarin toe? Wat houdt me tegen?
In hoeverre mag ik bij de
ander binnenkomen? Wanneer lukt dat wel? Ben ik fijngevoelig genoeg?
9e STAP: EIGEN GAVEN
GEBRUIKEN
De
gemeenschap opbouwen betekent dat men de eigen mogelijkheden gebruikt. Doet men
dat niet, dan is men ontrouw én aan zichzelf én aan de gemeenschap. Elk lid
moet derhalve zijn eigen gaven kennen, moet ze oefenen en doen groeien. Ieder
lid moet ook de eigen gave van de andere ontdekken, erkennen en helpen
ontwikkelen. De anderen hebben die gave nodig en hebben het recht te weten hoe
die gave gebruikt wordt. Zo vindt ieder zijn plaats. Hij is dan nuttig én nodig
voor de anderen. Dit is het beste middel om partijschap en jaloezie te genezen.
Soms
is iemands aanwezigheid al een gave op zichzelf. En dat iemand als gave heeft
elk lid van de gemeenschap met zijn persoonlijke naam geregeld voor God te
brengen, is een eigen gave die zéker te vinden is bij bejaarden. Jaloersheid is
een gesel die de gemeenschap vernietigt. Ze komt voort uit het feit dat men
zijn eigen talent niet kent of er niet genoeg in gelooft. Wie voldoende van
zijn eigen gave overtuigd is, benijdt niet die van een ander, die toch mooier
lijkt. Te veel gemeenschappen eisen éénvormigheid van hun leden, alsof dit een
kwaliteit is. Alles is dan gebaseerd op wet of reglement. Integendeel: ieder
moet groeien in het uitoefenen van zijn gave om de gemeenschap op te bouwen en
ze mooier en aantrekkelijker te maken, meer en meer tot teken van het Rijk te
vormen. Kijk daarbij niet enkel naar de uiterlijke gaven of talenten. Er zijn
ook verborgen gaven, veel dieper, verbonden met de gaven van de Heilige Geest
en de liefde die moet openbloeien.
Er
zijn leden van de gemeenschap die uitzonderlijke talenten bezitten: kunstzin,
verstandelijke begaafdheid… die talenten kúnnen gaven worden. Ze zijn echter
geen 'gave' meer wanneer ze voor eigen eer en niet in dienst van de gemeenschap
worden ontplooid. Het is dan beter dat talent niet binnen de gemeenschap te
gebruiken. Een diepere gave moet dan ontdekt worden.
In
een christelijke gemeenschap hangt alles hiervan af dat elk lid een onmisbare
schakel van een keten is. Alleen wanneer het allerkleinste schakeltje stevig
vast zit is de ketting onbreekbaar. Een gemeenschap mag dus geen enkele schakel
onbenut laten. Iedereen moet er een eigen taak hebben. In uren van crisis en
twijfel weet men dan nog altijd dat men niet onnuttig is; zoniet, dan gaat de
groep eraan ten onder.
Een
christelijke gemeenschap moet ook goed weten dat niet alleen de zwakke er de
sterke nodig heeft, maar dat de sterke ook niet staande kan blijven zonder de
zwakke. De 'zwakkere' uit de gemeenschap wegduwen
betekent de dood ervan. De gave of het talent bestaat in onze bijdrage om de
gemeenschap op te bouwen. Is men daar niet trouw aan, dan ontbreekt er
iets aan de opbouw.
Sint
Paulus legt de nadruk op de charismatische gaven in de opbouw van de
gemeenschap. Er zijn ook andere gaven die rechtstreeks met een kwaliteit van
liefde te maken hebben. Bonhoeffer spreekt over de verschillende diensten die
in de gemeenschap noodzakelijk zijn: de dienst van het niet oordelen, de dienst
van de deemoed, van de zachtheid, de dienst van het kunnen zwijgen bij kritiek,
de dienst van het luisteren, de dienst van het steeds bereid zijn in kleine
dingen bij te springen, de dienst van het dragen en verdragen, van het vergeven,
van het spreken van het woord van waarheid en de dienst van het gezag.
Een
gave is niet noodzakelijk gebonden aan een bepaalde functie. Zij kan een
kwaliteit van liefde zijn die een bepaalde functie bezielt. Maar ze kan ook
buiten elke functie om bloeien.
Er
zijn mensen die onmiddellijk het lijden van een ander aanvoelen én meelijden.
Er zijn er die dadelijk aanvoelen wanneer iets mank loopt en de vinger precies
op de wonde kunnen leggen. Zij bezitten de gave van onderscheiding. Anderen
hebben de gave van het licht en zien klaar waarheen de gemeenschap streeft en
groeit. Nog anderen kunnen een sfeer van vreugde scheppen, van ontspanning en
van ontplooiing. Anderen hebben de gave om het goede van de mensen te
onderscheiden en hen daarin te steunen. Nog anderen hebben de gave van gastvrijheid
en van hartelijk onthaal.
Iedereen
heeft zijn eigen gave en moet ze beoefenen voor het welzijn en de bevordering
van allen.
Maar
boven alles is daar het hart van het hart van elk lid van die gemeenschap: zijn
diepe en geheime eenheid met zijn God, met zijn Bruidegom, een unieke eenheid
die voortvloeit uit zijn geheime unieke naam.
Wij
zijn alleszins gemaakt om voedsel voor elkaar te zijn, verschillend voedsel,
maar vooral om die unieke eenheid met God, Vader, en met zijn Zoon Jezus
Christus, te beleven.
Elke
gave doorstraalt a.h.w. de gemeenschap met die intieme verbondenheid. Zij
vloeit er uit voort en bestendigt ze.
VRAGEN TER VERWERKING
Waarin ervaar ik mezelf als
gave voor de gemeenschap?
Welke gaven ervaar ik bij
anderen?
Komen mijn en hun gaven
voldoende aan bod? (m.a.w. laten we onszelf door elkaar aanvullen?)
Wordt mijn lid zijn gevoed
vanuit mijn relatie met God?
10e STAP: HET GEHEIM VAN
ELKE MENS
De
gemeenschap moet een plaats zijn waar iedereen kan groeien naar de innerlijke
bevrijding, naar de ontwikkeling van zijn innerlijk geweten, naar de eenheid
met God, naar de liefde en de bekwaamheid om zich belangeloos in liefde te
geven. De gemeenschap mag niet allereerst gericht zijn op de afzonderlijke
personen. Integendeel, de schoonheid en de eenheid van de gemeenschap vloeien
voort uit ieders innerlijk dat een persoonlijk licht uitstraalt, dat echt is,
liefdevol en vrijwillig gebonden aan de anderen.
Er
worden wel eens gemeenschappen gevormd - maar dat zijn dan eerder groeperingen
- waar iedereen hetzelfde moet denken, waar men het persoonlijke en intieme van
iedere mens wil doen bloot geven voor iedereen en waar men aldus aan een soort
hersenspoeling doet. Men wil daardoor zogezegd een grotere eenheid bereiken. De
mensen worden daar automaten. De eenheid wordt gebouwd op vrees: de vrees
zichzelf te zijn of alleen te staan wanneer men niet denkt als de anderen,
vrees voor een dominerend gezag, vrees voor duistere machten of voor weerwraak
wanneer men zich uit de groep zou losmaken. Dáár bindt men de mensen in plaats
van hen te bevrijden. De verleiding van geheime genootschappen en van bepaalde
sekten is zeer groot. Mensen met een zwakke persoonlijkheid en met een tekort
aan zelfvertrouwen vinden soms een grote zekerheid door zich totaal aan anderen
te binden, door te denken wat zij denken, door blinde gehoorzaamheid en gemanipuleerd
worden… Het gevoel van saamhorigheid is dan des te groter. De diepste
persoonlijkheid pleegt vaandelvlucht voor de macht binnen de groep waaraan men
praktisch onmogelijk nog ontkomen kan. Het is als een verborgen chantage;
mensen worden zó sterk beïnvloed dat ze niet meer kunnen vertrekken.
In
een echte gemeenschap moet het mogelijk zijn dat elk lid het diepste geheim van
zijn wezen bewaart, dat men dit niet moet onthullen voor de groep. Er zijn
Godsgaven, er is lijden, er zijn inspiratiebronnen die men niet aan de
gemeenschap te grabbel moet gooien.
Elkeen
moet zich kunnen verdiepen in zijn persoonlijk geweten. Dáár ligt juist de
zwakheid en de kracht van de gemeenschap. Zwakheid, want er is een onbekende,
het onbekende van ieders persoonlijk geweten dat zich in vrijheid kan verdiepen
en de gave om zó de gemeenschap op te bouwen. Of, integendeel, het kan ontrouw
aan de liefde worden, egoïstisch worden, vluchten, en zó schade aan de
gemeenschap toebrengen.
Zwakheid
ook, want voorrang van de persoon en van zijn eenheid met God en de waarheid
kan meebrengen dat men door een nieuwe roep van Godswege een andere plaats in
de gemeenschap zoekt, niet langer die taak op zich neemt die de gemeenschap het
nuttigst oordeelt, of dat men zelfs de gemeenschap verlaat. Gods wegen voor een
mens zijn niet altijd ónze wegen, noch die van de verantwoordelijken.
Maar
die voorrang van de persoon is ook een kracht; er is immers niets zó sterk als
een hart dat liefheeft en dat zich zomaar aan God en de anderen geeft. De
liefde is sterker dan de vrees.
Tot
driemaal toe bidt Jezus in zijn afscheidsrede voor de eenheid van zijn
leerlingen: 'Opdat zij allen één mogen zijn,
zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U … opdat zij volmaakt één zijn' (Johannes
17,21-23). Die woorden past men soms toe op de eenheid tussen christenen
van verschillende kerken. Eerst en vooral moet men ze toepassen op de eenheid
binnen de gemeenschappen. Naar die eenheid moeten de gemeenschappen streven:
'één hart, één ziel, één geest'.
Ik
heb de indruk dat men een heel bijzondere gave aan de Heilige Geest moet
vragen: de gave van eenheid in al zijn diepte en in al zijn aspecten. Ze is
echt een gave Gods die je mag en moet verlangen.
Die
gave van de gemeenschap, die gave van eenheid komt er als elk lid helemaal
zichzelf kan zijn, totaal de liefde beleeft en zijn eigen unieke gave,
verschillend van die van de anderen, aan bod kan laten komen. De gemeenschap is
dan één omdat ze helemaal onder de werking van de Heilige Geest staat.
Jezus'
gebed is verbazend. Zijn visie gaat veel verder dan wat mensen zich kunnen
inbeelden of wensen. De eenheid tussen Vader en Zoon is totaal. Elke
gemeenschap moet naar die eenheid streven, maar ze wordt maar werkelijkheid
door en in de mystieke werking van de Geest. Op aarde kunnen we nederig naar
die eenheid toe gaan.
Wanneer
twee of drie mensen in Jezus' naam verenigd zijn, dan is Hij in hun midden
(Matteüs 18,20). De gemeenschap is teken van die aanwezigheid, zij is teken van
de Kerk. Zo veel mensen die nochtans in Jezus geloven, leven min of meer in
verdriet: de vrouw die door haar man wordt geslagen, de zieke in de
psychiatrische inrichting, de eenzame die het leven met anderen niet aan kan.
Al deze mensen mogen hun hoop op Jezus stellen. Hun lijden is - in zekere zin -
teken van zijn Kruis, teken van de lijdende Kerk. Maar een gemeenschap die bidt
en de liefde beleeft is teken van de verrijzenis.
Zolang
angsten en vooroordelen leven in het hart van de mensen, zullen er ook oorlog
en schreeuwende ongelijkheid zijn. Om de grote politieke problemen op te lossen
moet men eerst het hart veranderen. De gemeenschap is de plaats van leven die
mensen toelaat persoonlijk te zijn, hun diepe affectiviteit geneest en doet
groeien, hen op weg naar de eenheid en innerlijke bevrijding zet.
Als
angst en vooroordeel verminderen, dan vermeerdert het vertrouwen in God en de
anderen. De gemeenschap kan dan uitstralen. Zij getuigt van een stijl van leven
en van liefde die een oplossing voor de moeilijkheden van onze wereld bieden.
Het antwoord op oorlog is: leven als broeders en zusters; het antwoord op
ongelijkheid is delen; het antwoord op wanhoop is vertrouwen en hoop zonder
grens; het antwoord op vooroordelen en haat is vergeving. Wie aan een
gemeenschap werkt, werkt aan de mensheid. De vrede bestaat in het werken voor
een echte politieke oplossing, in het werken voor het Rijk Gods; het is werken
om elke mens de diepe vreugde van de band met het eeuwige te doen smaken en
beleven
VRAGEN TER VERWERKING
Moet in jouw groep iedereen
hetzelfde denken om een eenheid te vormen? Wordt door de leiding een bepaalde
visie opgelegd? Kun je één zijn zonder het helemaal eens te zijn? Is liefde
doorslaggevend?
EENZAAMHEID BLIJFT
Veel
werd hier gezegd over de gemeenschap: als plaats van vergeving en van feest,
van groei en bevrijding. Jawel, maar wanneer alles wat hierboven werd gezegd
ook werkelijk wordt gedaan, dan blijft dit nog over: ieder lid van de
gemeenschap moet elke dag leren in het diepst van zijn wezen zijn eigen
eenzaamheid te dragen.
Er
is inderdaad in het diepst van ons hart een wonde, de kwetsuur van onze eigen
eenzaamheid die vooral op uren van mislukking en in het zicht van de dood
openbreekt. Die overgang doet men nooit in gemeenschap, maar heel alleen. Elk
lijden, elke droefheid, elke vorm van neerslachtigheid is een voorsmaak van de
dood, een openbaring van die wonde in de diepte van ons wezen, eigen aan ons bestaan
als mens. Ons hart zal altijd dorst hebben naar oneindigheid, naar iets dat
tijdloos is, naar een onbegrensd geluk. Ons menselijk hart kan geen genoegen
nemen met grenzen die altijd een teken van de dood zijn. Daarom is het
voortdurend onvoldaan. Er zijn van tijd tot tijd momenten waarop wij het
oneindige aanvoelen in de kunst, de muziek, de poëzie, momenten van eenheid en
liefde, van gebed en verrukking; maar die ogenblikken duren slechts kort. Je
valt terug in een onvoldaanheid, veroorzaakt door onze eigen grenzen en die van
anderen. Alleen wanneer je ontdekt hebt dat de mislukking, de dieptemomenten,
en zelfs je zonden een offerande kunnen worden, brandhout voor het offer en aldus
een deur naar de eeuwigheid, alleen dán vind je enigszins vrede. Alleen wanneer
je je innerlijke situatie met al zijn grenzen, zijn tegenspraak en zijn zoeken
naar geluk aanvaard hebt, in de ontdekking dat de eeuwige bruiloft als een
geschenk na de dood komt, alleen dán hervind je het vertrouwen.
Zelfs
de mooiste gemeenschap kan de wonde van de eenzaamheid die wij allen dragen,
nooit genezen. Alleen als je ontdekt dat de eenzaamheid een sacrament kan
worden, treed je de wijsheid binnen. Want het sacrament is de plaats van
zuivering en van Gods aanwezigheid. Als je die eenzaamheid niet meer vlucht en
die wonde aanvaardt, dan ontdek je dat je daar doorheen Jezus Christus ontmoet.
Als je niet vlucht in je werk of in het lawaai en durft stilstaan met en bij
die wonde, dan ontmoet je God. Want Hij is de Helper die antwoord geeft op de
roep die opstijgt uit de diepe duisternis van onze eenzaamheid. Wie huwt en
gelooft dat zijn dorst naar eenheid aldus wordt gelest of zijn wonde genezen,
zal niet gelukkig zijn. Wie in een gemeenschap intreedt in de hoop dat zijn
leegte wordt gevuld en genezen, zal ontgoocheld worden. Alleen wanneer je die
wonde begrepen en aanvaard hebt en ermee op weg wilt gaan, alleen dán ontdek je
de echte betekenis van het huwelijk of van de gemeenschap. Alleen wanneer ik,
met al mijn armoede en lijden, rechtop blijf staan en meer zoek anderen te ondersteunen
dan over mijzelf te buigen, kan ik voluit de gemeenschap of het huwelijk
beleven. Wanneer ik niet langer de anderen zoek als een toevlucht, word ik zelf
- ondanks al mijn kwetsuren - bron van steun en van leven. Ik ontdek dan de vrede.
Jezus
is de meester van de gemeenschap. Zijn woord brengt christelijke gemeenschappen
tot stand, gebouwd op de vergeving en voltooid in de Eucharistie. Maar Hij
stierf, verlaten door zijn vrienden, gekruisigd, verworpen door de maatschappij,
door de religieuze leiders en door zijn eigen volk. Slechts één mens beleefde
de werkelijkheid en begreep: Maria, zijn moeder, die stond aan de voet van het
kruis. Het ging daar niet meer om een gemeenschap, maar om een eenheid die elke
gemeenschap overtrof. De meester van de gemeenschap riep zelfs: 'Mijn God, mijn
God, waarom hebt Ge mij verlaten?' (Matteüs 27,46) en 'Ik heb dorst!' (Johannes
19,28).
Het
gemeenschapsleven helpt me om de diepe wonde van mijn eenzaamheid niet te
ontvluchten, maar binnen de werkelijkheid van de liefde te blijven, stilaan in
de genezing van mijn illusies en egoïsme te geloven door zelf brood voor de
anderen te worden. In de gemeenschap is men er voor elkaar om samen te groeien,
onze wonden oneindig te openen en daar doorheen de aanwezigheid van Jezus te
openbaren.
Tenslotte
is de gemeenschap met haar wonden er om de armen te ontvangen en voor hen een
bron te zijn. God kan in ons hart voor de dorstigen een bron van levend water
doen ontspringen.
Het
leven in gemeenschap is een teken dat ons leven getekend is door de dood, maar
in die geestelijke dood leeft de vergeving; wij kunnen elkaar door de
vergiffenis leven schenken omdat wij zelf Gods vergeving ontvingen.
De
vreugde en de Eucharistie in gemeenschap zijn een teken dat over alle lijden,
uitzuivering en dood heen, de eeuwige bruiloft ons wacht, de grote viering van
het leven. Er bestaat een ontmoeting die ons zal vervullen; de wonde van onze
eenzaamheid wordt eens genezen. Dat loont de moeite om verder te gaan: er is
hoop.
VRAGEN TER VERWERKING
Is dit slotwoord een
teleurstelling voor je of juist bevrijdend? Hoezo? Hoe verwerk je zelf je
diepste eenzaamheid?
In hoeverre is jullie groep
een bron voor anderen? Wat ontvangen ze?
Probeer de kern van de tien
stappen eens op te schrijven, plus wat er in jou/jullie is gebeurd. Houd het
vast en ga ermee verder, want onze gemeenschap is nooit af.
Bronvermelding en
besteladres
In
1981 stonden in Bouwen aan de Nieuwe Aarde(de nummers 280 t/m 284) een serie
bijdragen van Jean Vanier over gemeenschapsopbouw. Zij vormen het eerste
hoofdstuk van zijn boek 'La communauté, lieu du pardon et de la fête' (Fleurs,
Paris 1979), dat - vertaald - verscheen in het tijdschrift 'Innerlijk Leven'.
De tekst werd bewerkt door Ed Arons, die toen hoofdredacteur van Bouwen aan de
Nieuwe Aarde was, en overgenomen met toestemming door Carmelitana, Gent
Bij
gelegenheid van het bezoek van Jean Vanier aan de vakantieconferentie Celebrate
in 2005 werden deze artikelen - in de nieuwe spelling - opnieuw getypt door
G.J. Reussien, iets bewerkt door K. Slijkerman en gepubliceerd als brochure
door de stichting Katholieke Charismatische Vernieuwing (KCV).
Besteladres:
KCV, Prins Karelstraat 100, 5701 VM Helmond, info@kcv-net.nl, tel. 0492-554644.
Meer
informatie: www.kcv-net.nl
Wie is Jean Vanier?
Jean
Vanier is geboren in 1928 als zoon van de Gouverneur-Generaal van Canada,
Georges Vanier. Hij is opgegroeid in Engeland en Canada, heeft enkele jaren
gediend bij de Britse en vervolgens bij de Canadese marine. In 1950 heeft hij
ontslag genomen en is naar Frankrijk gegaan om een graad in de filosofie te
behalen bij het Institut Catholique de Paris. Hij werd doctor op het onderwerp
Aristoteles.
In
1964 heeft hij samen met Raphaël Simi en Philippe Seux - twee verstandelijk
gehandicapte mannen - l’Arche gesticht,
een gemeenschap van mannen en vrouwen met een verstandelijke handicap, van wie
velen uit psychiatrische inrichtingen komen. In totaal zijn er 124 gemeenschappen
over de hele wereld.
In
1971 heeft Jean Vanier samen met Marie- Hélène Mathieu de gemeenschappen van Geloof en Licht gesticht. Gemeenschappen
waarbij men elkaar regelmatig ontmoet: mensen met verstandelijke handicaps, hun
familie en vrienden.
Tot
1981 was Jean Vanier verantwoordelijk voor l’Arche in Trosly Breuil (Frankrijk)
en voor de internationale federatie van l’Arche. Hij heeft deze twee taken
neergelegd om anderen de kans te geven verantwoordelijkheid te gaan dragen.
Veel van zijn tijd besteedt hij sindsdien aan counselling, bemoediging en meeleven
met assistenten in hun persoonlijke groei in l’Arche. Hij woont nog steeds in
een van de huizen in Trosly, maar is vaak op reis om andere gemeenschappen van
l’Arche te bezoeken, projecten voor nieuwe gemeenschappen te ondersteunen en om
inleidingen en retraites te geven.
Uit: persbericht KCV, juni
2005
Meer
informatie over de Arkgemeenschappen en de gemeenschappen van Geloof en Licht:
document 0115 op website StuCom, www.stucom.nl
.
Kees Slijkerman
/ 12 augustus 2005
Dit is document
0137 op website StuCom, www.stucom.nl