LES 11. DE EENHEID VAN DE KERK

Volgens de oude kerkvaders is de kerk waar omdat zij één is. Van die eenheid geeft de kerkvader Irenaeus, die verschillende gebieden van het Romeinse Rijk heeft bezocht en daarom uit ervaring kan spreken, een indrukwekkend getuigenis:

"De kerk die over de ganse wereld, ook tot aan haar verste uiteinden, is verspreid, ontving eenzelfde geloof van de apostelen en hun leerlingen, n.l. dat er één God is, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde enz.. De kerk, hoezeer zij dan ook over de wereld is verspreid, bewaart even getrouw de prediking en het geloof, juist alsof zij onder eenzelfde dak zou wonen; overal wordt hetzelfde geloofd, alsof allen slechts één ziel en één hart hadden; overal wordt hetzelfde gepredikt, geleerd en overgeleverd, als uit één mond. Trots de verscheidenheid van talen, is de overlevering eensluidend…" (Adv. Her. I,10).

Als we over deze eenheid horen, is de grote verdeeldheid van vandaag een schrijnend gegeven. We hebben te weinig de noodzaak van de eenheid ingezien en niet beseft dat we daardoor onze geloofwaardigheid in de wereld op het spel hebben gezet. Jezus heeft gewaarschuwd:

"Indien een huis tegen zichzelf verdeeld is, zal dat huis niet kunnen standhouden.." (Mc. 3:25).

Voor Ignatius zijn de twee meest wezenlijke kenmerken om de gemeente van Christus aan te duiden liefde en eenheid. "Er gaat niets boven de eenheid", zij komt rechtstreeks van God (Brief aan Polycarpus).

Waar eenheid is, woont God. Maar "waar verdeeldheid en toorn heersen, woont God niet", zo verzekert hij (Brief aan de Filadelfiërs).

Hij schrijft in dezelfde Brief:

"Ignatius, ook wel genoemd Theophoros, aan de gemeente van God de Vader en de Heer Jezus Christus die te Philadelfia in Asia is, die barmhartigheid is bewezen en sterk staat in goddelijke eensgezindheid en zich onwankelbaar verheugt in het lijden van onze Heer en die door Zijn genade overtuigd is van de opstanding."

Van volstrekte eensgezindheid gaat grote kracht uit. Dan wordt ons gebed gezegend. Hij schrijft:

"Want als u vaak samenkomt worden de machten van de satan vernietigd en wordt het verderf dat hij brengt krachteloos door uw eendrachtig geloof" (Brief aan de Efeziërs).

Ignatius van Antiochië ervoer gedurende zijn reis naar Rome dat we met medechristenen in andere delen van de wereld een hele nauwe geestelijke band kunnen hebben. Hij schrijft in dezelfde Brief:

"Als ik in korte tijd al zo’n nauwe band met uw bisschop had – en dat niet in de gewoon menselijke sfeer, maar door middel van een geestelijke band – hoeveel te meer prijs ik u gelukkig, dat u een band hebt, die gelijk is aan die van de kerk met Jezus Christus en die van Jezus Christus met de Vader. Zo stemt alles in eendrachtigheid samen."

Voor de eenheid tussen christenen is de eenheid van de Vader en de Zoon het voorbeeld.

"Ik wens hun toe dat zij één zijn als het vlees met de Geest van Christus, ons altijddurend leven, één als het geloof met de liefde die niets te boven gaat en bovenal één als Jezus met de Vader" (Brief aan de Magnesiërs).

In de eerste plaats is eenheid voor Ignatius geestelijk, het gaat om de geestelijke band, de geestelijke communio, die gelovigen met elkaar en met God hebben.

Anderzijds vindt voor hem de eenheid een zichtbare kerkelijke uitdrukking in de eenheid met de bisschoppen. Hij schrijft aan de Filadelfiers:

"Ik groet de gemeente in de gemeenschap met het bloed van Jezus Christus dat een eeuwige en blijvende vreugde is. Dit vooral als men één is met de bisschop, zijn oudsten (presbyteroi) en diakenen die naar de wil van Jezus Christus zijn aangewezen en die hij naar zijn eigen wil krachtig versterkt heeft door de Heilige Geest."

Voor de kerkvader Cyprianus (+ 258) is de eenheid eveneens zowel geestelijk als kerkelijk zichtbaar.

In zijn verhandeling Over de Eenheid, die hij naar aanleiding van het schisma van Novatianus heeft geschreven, spreekt hij over de eenheid als een sacrament.

Dit lijkt een originele aanduiding van Cyprianus zelf, maar dat de eenheid een sacrament is baseert hij op het Nieuwe Testament.

Eerst verwijst hij naar Paulus:

"Paulus leert hetzelfde en zet het volgende uiteen over het sacrament van de eenheid: "Er is één lichaam en één Geest, gelijk gij ook geroepen zijt in de ene hoop uwer roeping, één Here, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen" (Ef.4:4).

Daarna verwijst hij naar het kleed van Jezus Christus, dat uit één stuk was.

"Dit sacrament van de eenheid, deze band van onverbrekelijke eenstemmigheid, wordt uiteengezet wanneer in het Evangelie het kleed van Jezus Christus niet verdeeld wordt, maar ontvangen wordt als één kleed en het is als onverdeeld kleed het bezit van degenen die erom loten wie van hen met Christus zal worden bekleed. De Heilige Schrift zegt: "Zij zeiden dan tot elkander: Laten wij die niet scheuren, maar erom loten, voor wie het zijn zal; zodat het schriftwoord vervuld werd: Zij hebben mijn klederen onder elkander verdeeld en over mijn kleding hebben zij het lot geworpen" (Joh. 19,24). Dat kleed was van bovenaf uit één stuk, d.w.z van de hemel en van de Vader en kon door de ontvanger en bezitter niet verscheurd worden."

Het Lichaam van Christus kan niet worden verdeeld.

"Omdat het volk van Christus niet verscheurd kan worden, is Zijn kleed, geheel uit één stuk geweven, niet verdeeld door degenen die het bezitten…. Door het sacrament en teken van Zijn kleed heeft Hij de eenheid van de Kerk bevestigd."

Hij waarschuwt op ernstige wijze degenen die het lichaam van Christus toch verscheuren.

"Hij die de kerk van Christus verdeelt, kan het kleed van Christus niet bezitten."

"Wie zich afgescheiden heeft van de kerk, mist de beloften van de kerk."

"Hij kan niet langer God als Vader hebben die de kerk niet tot moeder heeft."

Zoals Ignatius de eenheid belichaamd ziet in de bisschop, ziet hij de oorsprong van de eenheid in het Petrusambt. De eenheid begint bij Petrus. Het is voor hem: "Eén kudde en één herder", en dat ook zichtbaar.

In onze moderne situatie waarin de verdeeldheid zo schrijnend groot is, is de verwezenlijking van kerkelijke eenheid nog verre toekomstmuziek. Ik geloof niet dat het Gods bedoeling is dat wij terugkeren naar het verleden. Wij kunnen niet zomaar terug naar het verleden, we moeten samen verder naar een nieuwe toekomst. We mogen wel ons geloof gericht houden op het herstel van de volledige communio. Wat er nù al mogelijk is op het gebied van communio, daarover willen we in het laatste hoofdstuk (les 12) doordenken.

 

VRAGEN

1. Waarom is voor de oude kerkvaders de eenheid van de kerk zo belangrijk?

2. In welk opzicht is eenheid een door de Heer gegeven eigenschap van de Kerk en in welk opzicht is het een streven?