LES 7. HET KERKELIJK GEZAG

- over de apostolische successie, het bisschopsambt en het pausschap -

Uit het slot van het vorige hoofdstuk, les 6, kunnen we opmaken dat er tussen protestanten en katholieken een groot verschil bestaat in het kerkbegrip. Er zijn nog wel protestanten die het bisschopsambt kennen zoals de Anglicanen, maar dat kennen wij in Nederland niet.

Wijlen ds. N.K. van den Akker, wiens oecumenisch werk ik met dankbaarheid gedenk, zei eens dat het grootste obstakel in de oecumenische toenadering niet de eucharistie, maar het kerkelijk ambt betreft. Inderdaad, de apostolische successie, het bisschopsambt en het pausschap, die zo’n belangrijke plaats innemen in het katholieke kerkbesef, zijn de protestant, in ieder geval in Nederland, totaal vreemd.

We willen in dit hoofdstuk toch zien of hier een toenadering mogelijk is. De Heilige Geest is een creatieve Geest en kan alle obstakels overwinnen. Het vraagt van onszelf een open luisterende houding.

De apostolische successie

Voor de oude kerkvaders was de Heilige Schrift het onfeilbare Woord van God. Maar wanneer de kerkvader Irenaeus van Lyon in de tweede eeuw na Chr. de strijd aangaat tegen de gnostische ketters, is zijn wapen niet alleen de Schrift, "sola Scriptura", maar gebruikt hij ook twee andere wapens, namelijk de apostolische successie en het bisschopsambt. Hij doet zodoende mede een beroep op het officiële kerkelijk gezag. Waarom? Had hij dan niet genoeg aan de Schrift?

Laten we ermee beginnen om een nader inzicht te krijgen in de betekenis die de apostolische successie voor Irenaeus had. Voor protestanten bestaat er, simpel gezegd, geen apostolische successie. Maar wat wordt ermee bedoeld?

We gaan er allen van uit dat we in de strijd tegen ketterijen de Bijbel kunnen hanteren. Dat is in principe ook waar. Maar voor Irenaeus bleef er een heel reëel probleem bestaan. De gnostici beriepen zich namelijk ook op het Nieuwe Testament. Echter zij legden de teksten op hun eigen, willekeurige wijze uit. Iedere ketter heeft zijn letter. In onze tijd beroepen de Jehova’s getuigen zich ook op de Bijbel en ik kreeg zelfs op het internet een brief onder ogen die een New Ager aan een fundamentalistisch christen heeft geschreven en waarin hij op grond van bijbelteksten ‘bewijst’ dat Maitreya - een New Age-messias - de Christus is die terugkomt op aarde.

Hoe loste Irenaeus toen dit probleem van een verkeerde interpretatie van het NT op en hoe bewijst hij de waarachtigheid van de toenmalige kerkelijke verkondiging?

In dit verband wijst hij, als leerling van Polycarpus, op de apostolische successie. We hebben volgens hem niet alleen de Heilige Schrift nodig, maar eerst en vooral ook een zuivere interpretatie daarvan. De apostolische successie is het, die althans volgens Irenaeus en de eerste christenen, garant staat voor de juistheid van de interpretatie van de Bijbel. Want de apostelen die voorzagen dat dwaalleraren zouden proberen in de kerk binnen te dringen, zorgden voor betrouwbare opvolgers als leiders van de kerk. Dit blijkt duidelijk uit de aanmaning die de apostel Paulus meegaf aan Timotheus:

"Wat gij van mij gehoord hebt onder vele getuigen, vertrouw dat toe aan vertrouwde mensen, die bekwaam zullen zijn om ook anderen te onderrichten" (2 Tim. 2:2).

Hier zien we hoe Paulus zijn leerling en beste medewerker, Timotheus, opdracht geeft om bekwame leiders uit te kiezen die bij het onderrichten zelf weer met gezag zullen kunnen optreden.

Deze betrouwbare leiders stonden garant voor een correcte uitleg van de Schrift en voor een zuivere vertolking van de boodschap van het Evangelie, waarin ze door de apostelen waren onderwezen. De apostolische successie moest in de eerste plaats garant staan voor de betrouwbaarheid van de exegese en de daaruit afgeleide theologie.

Het gaat er dus bij de apostolische successie om dat de apostelen zelf betrouwbare opvolgers hebben aangesteld die van hun kant ook weer betrouwbare opvolgers moesten aanstellen. We lezen bij Irenaeus:

"Wij verwijzen de gnostici naar die traditie die afstamt van de apostelen en die bewaard is gebleven door middel van de opeenvolging der priesters (presbyters of oudsten) in de kerk" (Adv. Her. III, 2,2).

"Indien de apostelen verborgen mysteries (zoals de gnostici beweerden) hadden gekend…, zouden zij ze speciaal aan die mannen hebben meegedeeld aan wie zij de kerk toevertrouwden. Want ze verlangden ernaar dat deze mannen, die zij als hun opvolgers achterlieten, in alle dingen volmaakt en onberispelijk zouden zijn" (Adv. Her. III,3,1).

Verderop schrijft hij dat de apostolische successie garant staat voor de verkondiging van de waarheid:

"Daarom hebben wij (als gelovigen) de plicht om de priesters (presbyters) te gehoorzamen, die in de kerk zijn, degenen die, zoals ik heb getoond, de apostolische successie bezitten. Zij hebben tezamen met de bisschoppen die elkaar opvolgen, de gift van de waarheid ontvangen" (Adv Her. IV,26,2).

We hebben dus de waarheid niet te zoeken bij de ketters, maar bij de bisschoppen in de kerk.

Kunnen we in het Nieuwe Testament een bevestiging vinden dat de apostelen inderdaad opvolgers hebben aangesteld?

We lezen in het boek Handelingen hoe Paulus de oudsten van Efeze aansprak:

"Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de heilige Geest u tot opzieners (episkopoi) gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, die Hij zich door het bloed van Zijn Eigene verworven heeft. Zelf weet ik (Paulus) dat na mijn heengaan grimmige wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet zullen sparen; en uit uw eigen midden zullen mannen opstaan, die verkeerde dingen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken" (Hand. 20:28-30).

We zouden hieruit kunnen lezen, dat de opzieners (episkopoi) niet door de apostelen zijn aangesteld, maar door de Heilige Geest. Maar we mogen een tekst niet isoleren. De Heilige Geest verkiest inderdaad een persoon, maar die moet ook in zijn ambt worden erkend en bevestigd door mensen.

Op de eerste kerkvergadering te Jeruzalem rond 57-58 na Chr. wordt het duidelijk dat enkele gemeenteleden, zonder opdracht vanwege de apostelen en oudsten, een valse leer verkondigden:

"Wij hebben gehoord dat enigen uit ons midden met hun woorden u hebben verontrust, uw zielen in verwarring brengende, hoewel wij hun niets geboden hadden" (Hand. 15:24).

Een aanvulling op de tekst uit Handelingen 20 vinden we in de Brief van Clemens van Rome:

"Ook de apostelen wisten van onze Heer Jezus Christus dat er strijd zou zijn om het bisschopsambt. Om deze reden stelden zij de bovengenoemden aan, want ze hadden volledige kennis van de toekomst ontvangen. Vervolgens gaven zij de aanwijzing dat andere beproefde mannen hun dienst moesten overnemen als ze stierven" (44).

Uit het Nieuwe Testament hebben we een paar goede voorbeelden dat de apostel Paulus zelf leiders heeft aangesteld in de gemeentes, nl. Timotheus te Korinthe en Titus op Kreta en misschien ook Clemens te Rome (zie Fil. 4:3).

Irenaeus noemt nog andere gevallen van officiële aanstellingen, bijvoorbeeld die van Linus in Rome en van Polycarpus in Smyrna.

Dat er een apostolische successie is geweest, is een unaniem getuigenis in de oude kerk, dat kunnen we als een historisch feit aanvaarden. Het is een andere vraag wat de draagwijdte hiervan is. Voor Irenaeus staat de apostolische successie garant voor de betrouwbaarheid van de evangelie-verkondiging.

Als we dan naar onze tijd kijken, kunnen we ons afvragen in hoeverre het criterium dat alleen zij die in de apostolische successie staan, de gave der waarheid bezitten, nu nog geldig is. We zijn een heel nieuwe situatie binnengetreden. Betrouwbare christenen vinden we niet in één kerk, maar in alle kerken. We kennen diepgelovige dominees en priesters met een twijfelachtig geloof, en omgekeerd.

Er komt echter nog een probleem bij. We lezen bij de apostolische vader Ignatius dat een eucharistieviering pas geldig is, als de bisschop als voorganger aanwezig is. Ook in een protestantse kerk wordt de eredienst geleid door een voorganger, die daartoe ambtelijk is aangesteld.

Maar er is in de katholieke visie een andere notie bijgekomen die we bij de oude kerkvaders nog niet vinden, nl. dat de bisschoppen en hun priesters en alleen zij door hun wijding in de lijn van de apostolische successie de macht zouden hebben ontvangen om de eucharistie te vieren, zodat brood en wijn tot lichaam en bloed van Christus worden. Dit veroorzaakt inderdaad een groot oecumenisch probleem. Want volgens deze visie kan een dominee die immers niet in de lijn van de apostolische successie is gewijd, het avondmaal niet geldig bedienen. Daarmee wordt het ambt van dominee of voorganger, hoewel hij naar protestants besef wettig in zijn ambt is bevestigd, niet als geldig erkend.

De huidige katholieke visie, zo vrezen protestanten, lijkt zo een magisch aspect te hebben, alsof een priester van ambtswege zelf over een macht zou beschikken die een dominee niet heeft. Hier denken we duidelijk anders dan de katholiek. Maar is er een mogelijkheid om uit deze impasse te komen?

Misschien kan de kerkvader Johannes Chrysostomus (347-407) uit de kerk in het Oosten ons nader bij elkaar brengen. Hij schrijft:

"Niet de mens is het die de offergaven tot lichaam en bloed van Christus maakt, maar de Heer zelf, Hij die voor ons gekruisigd is. De priester, vertegenwoordiger van Christus, spreekt de woorden uit, maar hun genadevolle kracht komt van God. ‘Dit is mijn lichaam’, zegt Hij. Dit woord transformeert de offergaven" (Prod. Jud. 1,6).

Het is de Heer die het wonder doet.

Dat de Heer dit wonder doet, werd in een protestantse eredienst ervaren. In een interessant boekje van Jozef Horsthuis pr. over de eucharistie las ik namelijk het volgende verhaal:

"Ik wil hier een korte geschiedenis vertellen. Een twintigtal jaar geleden kreeg een protestantse dame die te gast was bij een Avondmaalsviering in een Hervormde Kerk een gezicht: schuin boven de Avondmaalstafel zag ze een Pietà: Jezus, van het kruis afgenomen, rustend op de schoot van zijn Moeder. Zijn hand hing slap naar beneden. Daar stroomde bloed uit zo in de Avondmaalsbeker. Hier ging het beeld over in de werkelijkheid. Op de achtergrond vertoonden zich hemelse gestalten.

De betreffende predikant was een vriend van mij. Hij vroeg wat ik ervan dacht. Ik moest denken aan de hymne: "Wees gegroet, waarachtig lichaam dat uit Maria geboren is." (Ave verum corpus). Hij vertelde mij toen zijn gedachten: "Jezus’ bloed op Kalvarie (Golgotha) blijkt werkelijk identiek te zijn met het bloed in de Avondmaalsbeker." Voor een Hervormde dominee een bijzondere bevestiging van het katholieke erfgoed" (p. 33).

Voor beide groepen is dit beeld verrassend genoeg: voor de protestant dat er zich in de eucharistie daadwerkelijk dit geheimenis voltrekt, voor de katholiek dat het ook uitgerekend bij een dominee gebeurt.

Als we van beide kanten luisteren naar wat de Heilige Geest ons hierover te zeggen heeft, kunnen we hopelijk nader tot elkaar komen.

Dat er van katholieke zijde over de wederzijdse erkenning der ambten wordt nagedacht, daarvan getuigt de recente brochure van de St. Willibrordvereniging, getiteld: "Gedeeltelijke erkenning door de rooms-katholieke kerk van het ambt van de dienaar des Woords in de reformatorische kerk". Een gedeeltelijke erkenning is reeds een stap op de goede weg.

Overigens werd er inderdaad al een overeenkomst bereikt inzake de dooppraktijk: protestants gedoopte gelovigen dienen als ze overgaan naar de katholieke kerk niet door een priester overgedoopt te worden.

Het bisschopsambt

Vele protestanten menen dat het bij het bisschopsambt om een machtsgreep gaat uit de na-apostolische tijd. Dat zou betekenen dat mensen als Polycarpus en Ignatius zichzelf op onwettige wijze tot bisschop hebben gemaakt.

Machtsgrepen kunnen inderdaad plaats vinden, maar als dit zo eraan toegegaan was, zou dit een enorme strijd hebben veroorzaakt. In Korinthe, in de na-apostolische tijd, hadden inderdaad enkele christenen naar de macht gegrepen. Het heeft Clemens, bisschop van Rome, veel inspanning gekost om deze strijd te doen luwen. Maar bij mensen als Polycarpus horen we niets over een dergelijke strijd. Hij was zeer geliefd en werd op handen gedragen.

Bovendien zou er van een collectieve machtsgreep sprake geweest moeten zijn, want direct na de apostolische tijd staan overal bisschoppen aan het hoofd van de vele jonge gemeenten. Een dergelijke ingrijpende innovatie is hoogst onwaarschijnlijk.

Dat mensen als Polycarpus zichzelf tot wettig bisschop zouden hebben aangesteld, is een onmogelijkheid, want tot het wezen van het ambt behoort juist dat men door een ander en wel door handoplegging tot bisschop wordt gewijd.

De vraag is dan of we uit het NT een bevestiging kunnen krijgen dat het bisschopsambt, het ambt van ‘episkopos’, inderdaad een apostolische instelling is.

We hebben reeds gezien dat er in Handelingen 20 sprake is van ‘episkopoi’, - in de katholieke terminologie bisschoppen - die de kudde moeten hoeden. Leiders zijn nodig in de gemeente. We moeten niet vergeten dat de apostelen zelf eerst de leiders waren van de gemeente die zij stichtten. Ze waren de eerste opzieners of ‘bisschoppen’. Het is begrijpelijk dat, toen zij hun einde zagen naderen, ze zorgden voor betrouwbare mannen die hen konden opvolgen. In de latere brieven van Paulus is daar al sprake van. We vinden in de brieven aan Timotheus en Titus al de trits van episkopos (bisschop of opziener), presbyteros (priester of oudste) en diaken.

Timotheus en Titus zijn door Paulus tot opziener (episkopos) over de gemeente aangesteld.

Paulus zegt over Timotheus:

"Om die reden herinner ik u eraan, de gave Gods aan te wakkeren, die door mijn handoplegging in u is" (2 Tim. 1:6).

Er wordt wel beweerd dat Titus geen opziener maar oudste was, maar dat klopt niet met de feiten uit de brief aan Titus. We lezen namelijk:

"Ik heb u (Titus) op Kreta achtergelaten met de bedoeling, dat gij in orde zoudt brengen hetgeen nog verbetering behoefde, en dat gij, zoals ik u opdroeg, in alle steden als oudsten zoudt aanstellen mannen…" (Titus 1:5).

De oudste heeft geen bevoegdheid om andere oudsten aan te stellen, dat is de taak van de ‘episkopos’, de bisschop of opziener. Titus heeft hier duidelijk meer gezag dan een oudste.

Zo kunnen we een doorgaande lijn ontdekken vanuit het Nieuwe Testament naar het bisschopsambt van de na-apostolische tijd.

Zoals reeds ter sprake kwam, zijn volgens Irenaeus en de oude christelijke traditie Polycarpus, Clemens van Rome en anderen door de apostelen tot bisschop aangesteld.

Irenaeus schrijft het volgende over Polycarpus:

"Polycarpus, een man die door de apostelen zelf is onderwezen en een vertrouwelijke omgang had met vele gelovigen die Christus hadden gezien, en die door de apostelen in Asia tot bisschop was benoemd in de kerk te Smyrna, die wij ook nog in onze jeugd hebben ontmoet, omdat hij heel oud werd en op hoge leeftijd als martelaar stierf. Hij onderwees altijd wat hij van de apostelen had geleerd, wat de kerk had overgeleverd en wat de ene ware leer is. Alle kerken in Asia getuigen ervan als ook degenen die de opvolgers van Polycarpus zijn geweest tot op heden: hij was een veel betrouwbaarder getuige van de waarheid dan de (gnosticus) Valentinus of Marcion en andere dwaalleraren. Toen hij naar Rome kwam onder het episcopaat van Anicetus, bracht hij velen van de ketters naar de kerk van God terug, het ene en ware geloof verkondigend, dat hij van de apostelen had ontvangen en dat was overgeleverd door de kerk" (Adv. Her. III,3,4).

Ook protestanten kennen leiders in de gemeente: dominees en voorgangers. Leiders zijn onmisbaar. De grote vraag is wat het leiderschap van de bisschop betekent.

In onze tijd van sterk anti-hiërarchisch, anti-autoritair gelijkheidsdenken is het niet gemakkelijk te begrijpen welke grote waarde het gezag voor gelovigen in die oude tijd wel had.

Het bisschoppelijk gezag was volgens Ignatius van Antiochië van goddelijke oorsprong. De bisschop staat "in de plaats van God" (Brief aan de Magnesiërs) en is "het beeld van de Vader" (Brief aan de Tralliërs).

Het ambt is bijgevolg voor hem een representatieve functie. Christus is zelf de ene onzichtbare bisschop, maar Hij wordt op aarde vertegenwoordigd door zichtbare bisschoppen.

"Het is duidelijk dat men de bisschop als de Heer moet beschouwen:" (Brief aan de Efeziërs).

De bisschop is natuurlijk niet de Heer zelf, maar vertegenwoordigt de Heer.

Men moet daarom gehoorzamen aan de bisschop als aan Jezus Christus.

"Want als u zich onderwerpt aan de bisschop als aan Jezus Christus, dan komt het mij voor dat u niet leeft naar menselijke opvattingen, maar in overeenstemming met Jezus Christus, die voor ons stierf opdat u door aan zijn dood te geloven aan uw eigen dood zou ontkomen" (Brief aan de Tralliërs).

Waar heeft Ignatius dit idee vandaan? Kan hij het van de apostelen hebben overgenomen?

Hij geeft hier in feite een nadere uitleg van de tekst in Hebreeën 13:17:

"Gehoorzaamt uw voorgangers en onderwerpt u aan hen, want zij zijn het, die waken over uw zielen, daar zij rekenschap zullen moeten afleggen."

Hij legt uit waarom we moeten gehoorzamen aan de leiders. Zij vertegenwoordigen de goede Herder.

In zijn boek: Oordelen, over wie? Wanneer? Hoe? gaat Derek Prince nader in op bovengenoemde tekst om uit te leggen dat leiderschap een NT-isch gegeven is. Hij schrijft:

"Hieruit wordt duidelijk dat er in de kerk leiderschap moet zijn, dat gezag uitoefent en de discipline handhaaft.

Het is zelfs nog sterker, wanneer het leiderschap deze taken niet vervult, is er eigenlijk niet eens sprake van een kerk. In bijbelse zin is dat namelijk geen kerk. In Handelingen 14 werden de discipelen pas tot een kerk op het moment dat er oudsten (presbyters) werden aangewezen. Vóór dat moment waren zij alleen discipelen. Leiderschap was nodig om een kerk te kunnen vormen, dus waar geen leiderschap is, is geen kerk. Noem het een chaos, of positiever, een bijeenkomst, maar het is niet iets wat volgens het Nieuwe Testament erkend zou worden als ‘kerk’" (p. 34,35).

Gezag is hiërarchisch van aard. Want hiërarchie betekent dat de één gezag heeft over de ander.

Het hiërarchische denken kunnen we bij Paulus herkennen. Hij schrijft namelijk:

"Ik wil echter, dat gij dit weet: het hoofd van iedere man is Christus, het hoofd der vrouw is de man, en het hoofd van Christus is God" (1 Kor. 11:3).

Dit betekent: gezag van de man over de vrouw, van Christus over de man, van God over Christus.

De representatieve functie is moeilijk te begrijpen in een tijd waarin mensen zichzelf willen zijn en tot hun recht willen komen. Maar op deze manier alleen wordt begrijpelijk waarom er geen vrouwelijke priesters en bisschoppen toegelaten zijn in de eeuwenlange traditie van de kerk.

De man en de vrouw hebben een eigen representatieve functie. In het huwelijk, zo schrijft Paulus, representeert de man Christus en de vrouw de gemeente (zie Ef. 5:22-33).

Volgens de z.g. tweede brief van Clemens van Rome geldt deze eigen tekenwaarde van man en vrouw niet alleen voor het huwelijk, maar ook voor het gemeenteleven:

"De Schrift zegt immers: ‘God heeft de mens mannelijk en vrouwelijk gemaakt.’ Het mannelijke is Christus, het vrouwelijke de kerk."

Het grote kwaad is niet gezag als zodanig, maar misbruik van gezag. Een andere vraag is daarom wat het bisschopsambt inhoudt. We moeten bedenken dat er in de tijd van Polycarpus nog geen bureaus waren met veel vergaderingen. Hij was leraar en bad voor de gelovigen.

Hij droeg niet alleen intellectuele kennis over, maar was een charismatisch leraar. Hij had een profetische gave. Zo lezen we in "de Martelaarsacte van Polycarpus" (de oudste martelaarsacte die bewaard is gebleven):

"Van de laatsten (d.i de uitverkorenen) was Polycarpus er één, de zeer bewonderenswaardige, die in onze dagen een apostolisch en profetisch leraar was, bisschop van de katholieke kerk in Smyrna. Elk woord dat uit zijn mond kwam, ging in vervulling en zal in vervulling gaan."

Hij had enkele dagen voor zijn arrestatie een profetische droom:

"Drie dagen voor hij gevangen werd genomen was hij bezig te bidden, toen hij een gezicht kreeg dat zijn hoofdkussen verbrand was. Hij wendde zich tot zijn metgezellen en zei: Ik moet levend verbrand worden."

Het is dus niet juist zomaar in het algemeen een conflict te scheppen tussen ambt en charisma. Ook een leider kan charismatisch zijn.

Hij was ook een bidder. Toen mannen kwamen om hem te arresteren, vroeg hij een uur tijd om te kunnen bidden. We lezen:

"Toen ze dat hadden toegestaan, bad hij staande vol van Gods genade. Zo zelfs dat men hem gedurende twee uren niet kon laten zwijgen. De toehoorders stonden versteld en velen hadden spijt dat ze tegen een zo Gode welgevallige oude man moesten uitrukken.

Toen hij zijn gebed had beëindigd, waarin hij allen had herdacht die hij ooit had ontmoet, jong en oud, aanzienlijk en onaanzienlijk en de katholieke kerk over het rond der aarde, en toen de tijd van het vertrek was aangebroken, zetten ze hem op een ezel en leidden hem naar de stad."

 

Het pausschap

Het is duidelijk uit het Nieuwe Testament dat de Heer twee keer aan Petrus een leidinggevende taak heeft gegeven (zie Matt. 16 en Joh. 21), maar kunnen we het pausschap beschouwen als een legitieme voortzetting van het ‘Petrusambt’? Hoe hebben de oude kerkvaders gedacht over het gezag van Rome?

We hebben enkele spaarzame gegevens uit de oude kerk die ons kunnen inlichten over de oorspronkelijke visie van het pausschap en die van belang zijn voor de oecumenische dialoog.

Iedere menselijke organisatie heeft een voorzitter nodig. Ook de protestantse synoden hebben een voorzitter. Het is van grote belang een persoon te hebben die in staat is de organisatie naar buiten toe met gezag te kunnen vertegenwoordigen. Gesteld dat we in Nederland één voorzitter hadden, die ons allen als christenen kon vertegenwoordigen. Dan hadden misschien zaken als abortus, euthanasie en het homohuwelijk tegengehouden kunnen worden. Zij zijn naar mijn mening een product van onze eigen verdeeldheid.

Uit de bronnen wordt duidelijk dat we op deze manier het ambt van het pausschap moeten beoordelen.

Onze eerste bron is Ignatius van Antiochië. Hij noemt Rome:

"de gemeente, die in het Romeinse Rijk de voornaamste plaats inneemt en de voorzitter is van de liefdesbond" (Brief aan de Romeinen).

De gemeente te Rome neemt in de hele kerk een vooraanstaande plaats in. De bisschop van Rome wordt zelfs erkend als "voorzitter van de liefdesbond, de kerk".

Waarom Rome die vooraanstaande plaats inneemt, legt Irenaeus uit. Rome is namelijk de plaats waar de apostelen Petrus en Paulus geleefd en gewerkt hebben. Hij legt inderdaad een verbinding tussen de vooraanstaande plaats van de gemeente te Rome en de apostel Petrus. Hij schrijft over de kerk te Rome:

"als de hele grote, hele oude, en universeel bekende kerk, gesticht en georganiseerd te Rome door de twee meest verheven apostelen, Petrus en Paulus" (Adv. Her. III,3,2).

Verder legt hij uit op welke wijze Rome het voorzitterschap vervult.

"Het is noodzakelijk dat iedere kerk in communio is met deze kerk, vanwege haar vooraanstaande gezag" (Adv. Her. III,3,2).

Het gaat om de communio, de gemeenschap, die men heeft met Rome. Dit geeft eenheid aan de kerk.

Ten derde lezen we bij Clemens, bisschop van Rome, dat hij in Korinthe bemiddelde in een conflict, met succes door zijn gezag.

We leren uit bovengenoemde voorbeelden, dat de bisschop van Rome een groot moreel gezag had als voorzitter van de liefdesbond. Als we nader tot elkaar willen komen, zouden we samen uit moeten gaan van dit oorspronkelijke concept van het pausschap.

Bij Irenaeus vinden we al in een notendop de onfeilbaarheid van het kerkelijk gezag: in de kerk vinden we de waarheid. Is hier ook een legitieme bijbelse grondslag voor?

We kunnen inderdaad denken aan een tekst bij Paulus:

"Mocht ik nog uitblijven, dan weet gij, hoe men zich behoort te gedragen in het huis Gods, dat is de gemeente van de levende God, een pijler en fundament der waarheid" (1 Tim. 3:14).

Jezus is de Waarheid. Maar dat neemt niet weg dat voor Paulus en de oude christenen, op een eigen niveau, de kerk ook pijler en fundament der waarheid is, door de waarheid die Jezus is, te verkondigen, betrouwbaar door te geven en erin te leven.

Het was verrassend te lezen dat de EO de deur ervoor heeft opengezet dat katholieken lid kunnen worden van de ledenraad, mits zij de grondslag van de EO onderschrijven, dat "alleen de Heilige Schrift het onfeilbare Woord van God is."

Kan een katholiek, die ook gelooft in de onfeilbaarheid van de paus, deze grondslag onderschrijven? Op grond van het bovenstaande geloof ik dat er geen conflict hoeft te zijn.

Bij de Schrift gaat het om absoluut onfeilbaar gezag. Bij de paus is het onfeilbare gezag van een ander niveau. Want de paus bepaalt niet zelf wat de absolute waarheden zijn, hij is volgens Vaticanum II een "dienaar van het Woord."

Over de wijze van uitleg kunnen we verschillen, maar willen wij niet beiden, protestant en katholiek, het Evangelie op een betrouwbare wijze vertolken?

VRAGEN

1. Wat wordt bedoeld met de uitdrukking 'apostolische successie'?

2. Wat was het belang van het kerkelijk gezag voor de oude kerkvaders?

3. Hebben ze het bisschopsambt en het pausschap al gekend?

4. Op welke bijbelteksten gaat het begrip 'Petrusambt terug'?

5. Hoe hebben de oude kerkvaders gedacht over het gezag van Rome?