StuCom 0039
SPANNINGSVELD TUSSEN PAROCHIE EN BEWEGING
Kees Slijkerman
Uit Bouwen aan de Nieuwe Aarde mei 1999. In het januari nummer van Bouwen aan de Nieuwe Aarde stond reeds iets over de uitkomsten van het Landelijk Pastoraal Overleg 1994–1998. Een overleg tussen de bisschoppen en vertegenwoordigers van alle sectoren van de Nederlandse Kerkprovincie. Dat overleg ging vier jaar lang over ‘evangelisatie in een klimaat van dialoog'. In het hoofdstuk 'Gemeenschap' van het slotdocument staat een aanbeveling over de relatie tussen parochies en bewegingen.
DREMPEL OMLAAG
Parochies en kerkelijke bewegingen worden door het Landelijk Pastoraal Overleg uitgenodigd om ‘met elkaar in dialoog te gaan of te gaan samenwerken. Dit met het oog op wederzijdse verrijking. De bewegingen kunnen een stimulans geven aan de vitaliteit van het parochiële leven, de parochies kunnen voorkomen dat de drempel tot de bewegingen te hoog wordt' (nr.78 van het slotdocument).
Bisdommen, dekenaten en parochies worden bovendien uitgenodigd om ‘ruimte en waardering te geven aan vormen van gelovig samenkomen, die een kerkopbouwende betekenis hebben en niet primair onder de noemer van een parochie plaatsvinden' (nr.85). Dat zijn niet alleen de vele charismatische gebedsgroepen en gemeenschappen, maar ook de (kritische) basisgemeenschappen en groepen van Marriage Encounter, Focolare en dergelijke.
Dat het Landelijk Pastoraal Overleg nu met deze twee aanbevelingen komt betekent dat er een nieuwe houding is gegroeid tegenover de bewegingen. Het opvolgen van deze twee aanbevelingen vraagt echter wel de nodige inspanning van zowel de parochies als de bewegingen.
BEDREIGEND
Opvallend is de positieve toon. Bewegingen kunnen de parochies vitaliseren en parochies kunnen de drempel naar de bewegingen omlaag halen. Klinkt dat niet als muziek in de oren?
Wat gedaan moet worden om dit te bereiken is: met elkaar in dialoog gaan en gaan samenwerken. Maar daar ligt dan ook een groot terrein braak. Dat bleek wel in de vergadering van de Pastorale Raad van het Aartsbisdom op 11 november 1998. In die Raad zitten vertegenwoordigers van het bisdombestuur en van alle dekenaten.
In deze Raad was de vraag gesteld: Wat kunnen de gevolgen zijn voor de parochies van de wijze van werken (netwerkvorming) van groepen als Opus Dei, Focolare, CRK, Acht Mei, Werkgroep Katholieke Jongeren en bepaalde congregaties?
Deze netwerkvorming onttrekt zich aan de parochies en wordt soms door de parochies als bedreigend ervaren. Parochies willen er doorgaans niet van weten of vinden het te lastig.
Om dit onderwerp goed te bespreken werd emeritus-prof. dr. P.G. van Hooijdonk gevraagd om te komen spreken. Deze had nl. in zijn boekje Vitalisering van de parochie over de bewegingen heel positief geschreven: ‘Deze bewegingen hebben de intentie op een oorspronkelijke wijze naar het evangelie te luisteren, en het eigentijds in hun leven en in hun eigen omgeving te realiseren. (...) Voor de vitaliteit van een parochie is het belangrijk dat er ruimte is voor deze bewegingen, belangengroepen en gemeenschappen. Daarbij zullen wij de onderlinge verschillen, tegenstellingen, spanningen en conflicten moeten verdisconteren, die beweging en vernieuwing nu eenmaal met zich meebrengen'.
GEMISTE KANSEN
Prof. van Hooijdonk heeft les gegeven aan de Katholieke Theologische Universiteit te Utrecht en in zijn afscheidscollege had hij hetzelfde nog sterker gezegd: ‘De gemiste kansen voor de vernieuwing van het parochiesysteem liggen dáár, waar gelovigen in verleden en heden zelf initiatieven hebben genomen om hun gelovig verstaan van de Evangelische Boodschap in deze tijd en in deze wereld gestalte te geven, maar gemarginaliseerd zijn [naar de rand geduwd – Red.] of zelfs buiten het systeem van de parochie zijn geplaatst’. En hij denkt dan aan charismatische en religieuze bewegingen, en aan de vorming van basisgroepen.
Hij pleit er niet allereerst voor om deze groepen in de hiërarchische parochie-structuur onder de verantwoordelijkheid van een pastoor te plaatsen, maar dat ze ‘met elkaar verbonden worden in een netwerk van gelijkwaardige groepen. Hiervoor ruimte scheppen betekent niet de ondergang maar de toekomst van de parochie.’
SPANNINGSVERHOUDING
Omdat prof. van Hooijdonk al deze dingen geschreven en gezegd had werd hij als gastspreker uitgenodigd. De vijf vragen die hem waren voorgelegd pakte hij samen in deze stelling:
‘Tussen parochies en bewegingen zit een spanningsverhouding, die verschillend kan worden opgevat’. Hoe gaat hij daar zelf mee om?
Als gelovige en als theoloog probeert hij zich open te stellen voor het werken van de heilige Geest in die beweging, hoewel het soms heel dwars staat op zijn persoonlijk geloofsbeleven. Hij zou het al heel belangrijk vinden als de Pastorale Raad een grondhouding zou hebben van luisteren naar bewegingen zonder bij voorbaat grenzen te stellen.
Als theoloog heeft hij ook bestudeerd wat de bisschoppen hierover officieel hebben geschreven. Ten eerste noemde hij paus Paulus VI die in 1975 over basisbewegingen schreef in Evangelii nuntiandi. Verder was het hem opgevallen dat er op het niveau van de bisschoppenconferentie weinig is geschreven over parochies en bewegingen. Hij heeft eigenlijk alleen het document over de charismatische vernieuwing ontdekt uit 1988 en het herderlijk schrijven over de heilige Geest uit 1998.
Als aardigste zin uit het document van 1988 citeerde hij: ‘Charismatische vernieuwing is niet zozeer een beweging in de kerk maar een kerk in beweging'. ‘Als we wat meer op die wijze zouden spreken’, voegde hij er aan toe, ‘kunnen we wat beter de toekomst tegemoet gaan’.
In de praktijk hoort hij echter andere geluiden. Zo sprak hij eens met de bestuurders van een parochie waar dichtbij enkele basisgroepen waren. Men vond dat deze bewegingen eigenlijk afbreuk deden aan de parochie. Voortdurend kwam de vraag: Waarom gaan die katholieken daar naar toe? Ze kunnen toch hier komen. Het doet afbreuk aan onze financiën en aan het effect van onze inzet.
VIER STAPPEN
Prof. van Hooijdonk pleitte ervoor informatie over die bewegingen in te winnen en ermee in gesprek te gaan. Er zou meer systematisch onderzoek gedaan moeten worden naar de kenmerken en de kwaliteit van bewegingen; ook van bewegingen die geen naam hebben maar wel mensen samen brengen. Hij wees erop dat in het kerkelijk wetboek staat dat de leken het recht hebben om zich te verzamelen en organiseren.
Er werd door de leden van de Diocesane Pastorale Raad aarzelend gereageerd, maar een van hen zei: ‘Alleen luisteren is toch wat passief. Zouden parochies en bewegingen niet meer kunnen doen dan naar elkaar luisteren?’
Van Hooijdonk kwam daarop met een vier-stappen-plan.
1. Informatie inwinnen.
2. Met elkaar in gesprek komen.
3. Positieve aspecten bij elkaar ontdekken - de ander in eigen waarde en keuze latend.
4. Ontdekken wat je negatief aan elkaar vindt.
Conflicten moeten ter sprake gebracht kunnen worden, wil verdere communicatie en samen optrekken mogelijk zijn.
--------------
P.S.
Het leergezag van de rk kerk spreekt niet alleen in Evangelii nuntiandi over bewegingen maar ook in:
- nr.29 t/m 31 van Christfideles laici (over de zending van de leken), getekend op 30 december1988 en in het Nederlands verschenen in Kerkelijke Documentatie februari 1989. (zie StuCom0017)
- nr. 72 van de encycliek Redemptoris Missio, getekend op 7 december 1990 en in Kerkelijke documentatie verschenen in februari 1991.
Kees Slijkerman