KOM SCHEPPER GEEST DAAL TOT ONS NEER

 

Paus Benedictus XVI - 3 juni 2006

 

 

 

Op de vooravond van Pinksteren 2006, hield paus Benedictus XVI te Rome op het Sint Pietersplein een Pinksterwake, een Vesperdienst, met 400.000 vertegenwoordigers van de nieuwe Bewegingen en Kerkelijke gemeenschappen. Tijdens die wake - 3 juni 2006 - hield de heilige Vader de volgende homilie.

 

1.

Beste broeders en zusters! 

Jullie zijn vanavond werkelijk in grote getale naar het Sint Pietersplein gekomen om deel te nemen aan de Pinksterwake. Jullie horen tot verschillende volkeren en culturen, en vertegenwoordigt alle leden van de kerkelijke bewegingen en nieuwe gemeenschappen die geestelijk verzameld zijn rond de opvolger van Petrus, om de vreugde te verkondigen van het geloof in Jezus Christus, en je engagement te vernieuwen om zijn trouwe leerlingen te zijn in deze tijd.

Ik dank jullie voor jullie deelname en begroet ieder van jullie hartelijk. Met genegenheid denk ik op de eerste plaats aan de heren Kardinalen, aan de vereerde Broeders in het bisschopsambt en in het priesterschap, en aan de religieuzen. Ik begroet de verantwoordelijken van uw talrijke kerkelijke bewegingen en gemeenschappen die laten zien hoe levend de werking van de Geest is in het Volk van God. Ik begroet ook degenen die deze buitengewone gebeurtenis hebben voorbereid, en in het bijzonder degenen die werken in de Pauselijke Raad voor de Leken met haar Secretaris, Mgr. Josef Clemens, en haar Voorzitter, Mgr. Stanislaw Rylko, die ik ook bedank voor de hartelijke woorden die hij aan het begin van de Vesperdienst tot mij heeft gericht.

Ons komt weer in herinnering de soortgelijke ontmoeting die op ditzelfde Plein heeft plaatsgevonden op 30 mei 1998 met de geliefde Johannes Paulus II. Als grote evangelisator van het tijdperk waarin wij leven, heeft hij jullie begeleid en geleid tijdens heel zijn Pontificaat; meer dan eens heeft hij jullie verenigingen en gemeenschappen “providentieel” genoemd, vooral omdat de heiligmakende Geest zich ervan bedient om in de harten van zoveel christenen het geloof weer tot leven te wekken en hen de roeping te laten herontdekken die zij met het Doopsel hebben ontvangen, door hen te helpen getuigen van hoop te zijn, die vervuld zijn van het vuur van de liefde, die juist een gave is van de Heilige Geest.

 

2.

Nu stellen wij ons de vraag: Wie of wat is de Heilige Geest? Hoe kunnen wij Hem herkennen? Hoe gaan wij naar Hem en komt Hij tot ons? Wat bewerkt Hij?

Een eerste antwoord daarop geeft ons de grote pinksterhymne van de Kerk, waarmee wij de Vespers zijn begonnen: "Veni Creator Spiritus… - Kom Schepper Geest…" De hymne doelt op de eerste verzen van de Bijbel die met behulp van beelden de schepping van het heelal beschrijven. Daar wordt op de eerste plaats gezegd dat over de woeste leegte, over de wateren van de afgrond, de Geest van God zweefde. De wereld waarin wij leven is het werk van de Geest als Schepper. Pinksteren is niet alleen de oorsprong van de Kerk en daarom op een bijzondere manier haar feest. Pinksteren is ook een feest van de schepping. De wereld bestaat niet uit zichzelf; zij komt voort uit de scheppende Geest van God, uit het scheppende Woord van God. Daarom weerspiegelt zij ook de wijsheid van God. In haar weidsheid en in de alomvattende logica van haar wetten laat deze iets vermoeden van de Scheppende Geest van God.

En zij roept op tot een eerbiedig ontzag. Juist wie als christen gelooft in de Schepper Geest, wordt zich bewust van het feit dat wij niet zomaar gebruik en misbruik mogen maken van de wereld en van de materie, als was het niet meer dan materiaal waarmee wij kunnen doen en laten wat wij willen; dat wij de schepping moeten beschouwen als een gave die ons is toevertrouwd, niet om haar te vernietigen, maar opdat zij een tuin van God wordt en zo een tuin van de mens. Ten overstaan van de talrijke vormen van misbruik van de aarde die wij vandaag de dag zien, horen wij als het ware het zuchten van de schepping waarover Paulus spreekt (Rom. 8, 22), en beginnen wij de woorden van de Apostel te begrijpen, dat namelijk de schepping met ongeduld wacht op het openbaar worden van Gods kinderen, om vrij gemaakt te worden en haar schittering te bereiken.

Beste vrienden, wij willen die kinderen van God zijn waar de schepping op wacht, en wij kunnen het ook zijn omdat de Heer ons in het Doopsel tot zulke kinderen Gods heeft gemaakt. Ja, de schepping en de geschiedenis verwachten ons, zij wachten op mannen en vrouwen die werkelijk kinderen van God zijn en zich daar ook naar gedragen. Als wij de geschiedenis bekijken, zien we hoe rond de kloosters de schepping tot bloei heeft kunnen komen; hoe met het weer opvlammen van de Geest van God in de harten van de mensen, de schittering van de Schepper Geest ook op aarde is teruggekeerd - een schittering die door de barbaarsheden van de menselijke zucht naar macht verduisterd was en soms zelfs wel uitgedoofd leek. En rond Franciscus van Assisi gebeurt hetzelfde - het gebeurt overal waar de Geest van God in de zielen komt, die Geest die onze hymne aanduidt als licht, liefde en kracht.

Zo hebben wij een eerste antwoord gevonden op de vraag wat de Heilige Geest is, wat Hij bewerkt en hoe wij Hem kunnen kennen. Hij komt tot ons door de schepping heen. Maar de goede schepping van God is in de loop van de mensengeschiedenis bedekt geraakt met een dikke laag vuil die het zo niet onmogelijk dan toch moeilijk maakt om de weerspiegeling van de Schepper erin te herkennen - ook al is het zo dat bij een zonsondergang aan zee, of tijdens een excursie in de bergen, of bij het zien van een bloem die juist is opengegaan, in ons steeds weer het besef ontwaakt van het bestaan van de Schepper.

 

3.

Maar de Schepper Geest komt ons te hulp. Hij is ingetreden in de geschiedenis en spreekt zo met ons op een nieuwe wijze. In Jezus Christus is God zelf mens geworden en maakte het ons mogelijk om zo te zeggen een blik te werpen in het binnenste van God zelf. Daar zien we iets dat we helemaal niet hadden verwacht: in God bestaat zowel een Ik als een Jij. De mysterievolle en verre God is geen eindeloze eenzaamheid, Hij is een gebeuren van liefde. Menen wij door naar de schepping te kijken, de Schepper Geest, God zelf, te kunnen vermoeden, als het ware als een scheppende mathematica, als een macht die vorm geeft aan de wetten van de wereld en aan hun ordening, maar vervolgens ook als schoonheid - nu komen we er achter dat de Schepper Geest een hart heeft. Hij is liefde. Er is de Zoon die spreekt met de Vader. En beiden zijn een en hetzelfde in de Geest, die om zo te zeggen de sfeer van geven en liefhebben is, die van hem één enige God maakt. Deze eenheid van liefde die God is, is een eenheid die veel verhevener is dan de eenheid van een laatste ondeelbaar deeltje zou kunnen zijn. Juist de drie-ene God is alleen de enige God.

 

4.

Door middel van Jezus werpen wij om zo te zeggen een blik in het binnenste van God. Johannes heeft het in zijn Evangelie zo uitgedrukt: “Niemand heeft ooit God gezien; de eniggeboren Zoon, die in de schoot van de Vader is, Hij heeft Hem doen kennen” (Joh. 1, 18). Maar Jezus heeft ons niet alleen laten kijken in het binnenste van God; met Hem is God ook als het ware uit zijn binnenste naar buiten gekomen en ons tegemoet gekomen. Dit gebeurt op de eerste plaats in zijn leven, lijden, dood en verrijzenis; in zijn woord. Maar Jezus stelt zich niet tevreden met het ons tegemoet komen. Hij wil meer. Hij wil eenwording. Dat is de betekenis van het beeld van de maaltijd en van de bruiloft. Wij moeten niet alleen iets van Hem weten, maar door middel van Hem moeten wij in God getrokken worden. Hiervoor moet Hij sterven en verrijzen. Want nu bevindt Hij zich niet meer op een bepaalde plaats, maar voortaan gaat zijn Geest, de Heilige Geest, van Hem uit en treedt binnen in onze harten, waardoor Hij ons met Jezus zelf en met de Vader verbindt - met de Ene en Drie-ene God.

 

5.

Pinksteren is dit: Jezus komt tot ons, en door middel van Hem God zelf, en trekt ons in zichzelf binnen. “Hij zendt de Heilige Geest” - zo drukt de Schrift zich uit. Wat is daar de uitwerking van? Twee aspecten zou ik daarvan naar voren willen halen: de Heilige Geest, door wie God tot ons komt, brengt ons leven en vrijheid. Laten we beiden een beetje meer van nabij bezien.

Ik ben gekomen, opdat zij leven zouden bezitten, en wel in overvloed” (Joh. 10, 10). Leven en vrijheid - het zijn de dingen waar wij allemaal naar hunkeren. Maar wat is dat, en waar en hoe vinden wij het “leven”? Ik denk dat de overgrote meerderheid van de mensen spontaan over leven hetzelfde denkt als de verloren zoon uit het Evangelie. Hij had zich zijn deel van het erfgoed laten uitbetalen, en voelde zich nu vrij. Hij wilde tenslotte leven zonder het gewicht van de verplichtingen van thuis. Hij wilde alleen maar leven. Hij wilde alles van het leven hebben dat het te bieden had. Hij wilde het ten volle genieten - leven, alleen maar leven, zich laven aan de overvloed van het leven en niets missen van het kostbare dat het bieden kan. Tenslotte is hij zwijnenhoeder en gewoonweg jaloers op die dieren, zo leeg was zijn leven geworden, zo ijdel. En ijdel was ook zijn vrijheid gebleken. Gaat het zo ook vandaag de dag niet? Wanneer men zich van het leven alleen maar wil meester maken, wordt het steeds leger, steeds armer; gemakkelijk eindigt men in de vlucht in de drugs, in de grote illusie. En de twijfel komt op of per slot van rekening het leven wel iets goeds is. Nee, op deze manier vinden wij het leven niet.

Het woord van Jezus over het leven in overvloed staat in de toespraak over de goede Herder. Het is een woord dat in een dubbele context staat. Over de herder zegt Jezus dat deze zijn leven geeft: “Niemand neemt het Mij af, maar Ik geef het uit Mijzelf” (Joh. 10, 18). Het leven vind je alleen maar door het te geven; je vindt het niet door het in bezit te willen nemen. Dat is het wat wij van Christus moeten leren, en dat leert ons de Heilige Geest, die zuivere gave is, die het zich-geven van God is. Hoe meer iemand zijn leven geeft voor de anderen, voor het goede zelf, des te overvloediger stroomt de rivier van het leven.

Op de tweede plaats zegt de Heer ons dat het leven uitmondt in het meegaan, samen met de Herder, die de weide kent - de plaatsen waar de bronnen van het leven ontspringen. Het leven vinden we in de communio met Hem die het leven in persoon is - in de communio met de levende God, een communio waar de Heilige Geest ons in binnenleidt, die in de hymne van de Vespers “fons vivus” wordt genoemd: levende bron. De weide waar de bronnen van het leven stromen, is het Woord van God zoals we dat in de Schrift vinden, in het geloof van de Kerk. De weide is God zelf die wij binnen de communio van het geloof leren kennen door de kracht van de Heilige Geest.

Beste vrienden,

de Bewegingen zijn juist ontstaan vanuit de dorst naar het ware leven, het zijn Bewegingen voor het leven in ieder aspect. Waar de ware bron van het leven niet meer stroomt, waar men zich het leven alleen maar toeeigent in plaats van het te geven, daar is vervolgens ook het leven van de anderen in gevaar; daar is men bereid het weerloze, nog ongeboren leven uit te sluiten, omdat het aan het eigen leven ruimte lijkt te ontnemen. Willen wij het leven beschermen, dan moeten wij op de eerste plaats de bron van het leven hervinden; dan moet het leven zelf weer in al zijn schoonheid en verhevenheid boven komen; dan moeten wij ons levend laten maken door de Heilige Geest, de scheppende bron van het leven.

 

6.

Het thema van de vrijheid is zojuist al even aangeduid. Het is precies in het vertrek van de verloren zoon dat de thema’s van de vrijheid en van het leven met elkaar verbonden zijn. Hij wil het leven en wil daar helemaal vrij voor zijn. Vrij-zijn betekent in deze visie alles kunnen doen wat men wil; geen enkel criterium buiten mij of boven mij hoeven te aanvaarden; alleen mijn verlangen en mijn wil volgen. Wie zo leeft zal al gauw met de ander botsen die op dezelfde manier wil leven. Het noodzakelijk gevolg van dit egoïstische begrip van vrijheid is het geweld, de wederzijdse vernietiging van de vrijheid en het leven.

Daarentegen verbindt de Schrift het begrip vrijheid met dat van het kindschap: “De geest die gij ontvangen hebt, is er niet een van slaafsheid, die u opnieuw vrees zou aanjagen. Gij hebt een geest van kindschap ontvangen, die ons doet uitroepen: Abba, Vader!” (Rom. 8, 15). Wat betekent dat? De heilige Paulus veronderstelt er het sociale systeem van de antieke wereld, waarin er slaven waren die niets hadden en die daarom niet geïnteresseerd konden zijn in een juist verloop van de dingen. Overeenkomstig waren er de kinderen die ook de erfgenamen waren en die daarom de zorg hadden over het behoud en het goede beheer van hun eigendom of over het behoud van de Staat. Omdat zij vrij waren, hadden ze ook een verantwoordelijkheid.

Ook met voorbijgaan aan deze sociologische achtergrond, blijft het beginsel steeds geldig: vrijheid en verantwoordelijkheid gaan samen. De ware vrijheid toont zich in de verantwoordelijkheid, in een wijze van handelen die de medeverantwoordelijkheid op zich neemt voor de wereld, voor zichzelf en voor de anderen. Vrij is de zoon, aan wie de zaak toebehoort en die daarom niet toestaat dat zij vernietigd wordt. Alle wereldse verantwoordelijkheden waarover we gesproken hebben zijn echter deelverantwoordelijkheden, voor een bepaald bereik, een bepaalde Staat, enzovoorts. Daarentegen maakt de Heilige Geest ons tot zonen en dochters van God. Hij betrekt ons bij de verantwoordelijkheid van God zelf voor zijn wereld, voor heel de mensheid. Hij leert ons de wereld, de ander en ons zelf te bezien met de ogen van God. Wij doen het goede niet als slaven die niet de vrijheid hebben iets anders te doen, maar we doen het omdat we persoonlijk verantwoordelijkheid dragen voor het geheel; omdat we de waarheid en het goede liefhebben, omdat we God zelf liefhebben en daarom ook zijn schepselen. Dat is de ware vrijheid waartoe de Heilige Geest ons wil brengen.

De kerkelijke bewegingen willen en moeten scholen van vrijheid zijn, van deze ware vrijheid. Daar willen we deze ware vrijheid leren, niet de vrijheid van slaven die voor zichzelf een stuk wil afsnijden van de taart die van allen is, ook al heeft een ander dit dan niet. Wij willen de ware en grote vrijheid, die van de erfgenamen, de vrijheid van de kinderen van God. In deze wereld die zo vol is van schijnvrijheden die het milieu en de mens vernietigen, willen wij met de kracht van de Heilige Geest, samen de ware vrijheid leren; scholen van vrijheid oprichten; aan de anderen met ons leven laten zien dat we vrij zijn en hoe mooi het is om waarachtig vrij te zijn in de ware vrijheid van de kinderen Gods.

 

7.

Door leven en vrijheid te geven, schenkt de Heilige Geest ook eenheid. Het zijn drie gaven, en ze zijn niet van elkaar te scheiden. Ik heb al te lang gesproken, maar sta me toe nog een woord te zeggen over de eenheid. Om haar te begrijpen kan een zin nuttig zijn die in eerste instantie ons eerder van haar lijkt te verwijderen. Tegen Nicodemus die, in zijn zoektocht naar de waarheid, ’s nachts met zijn vragen bij Hem komt, zegt Jezus: “De Geest waait waarheen Hij wil”, maar de wil van de Geest is geen willekeur. Het is de wil van de waarheid en van het goede. Daarom blaast Hij niet van zomaar een kant, nu eens draaiend naar deze kant, dan weer naar de andere kant. Zijn adem verstrooit ons niet maar maakt ons één, want de waarheid verenigt en de liefde verenigt. De Heilige Geest is de Geest van Jezus Christus, de Geest die de Vader verenigt met de Zoon in de Liefde, die in de enige God geeft en ontvangt. Hij verenigt ons zozeer dat de heilige Paulus eens kon zeggen: “Allen tezamen zijt gij één persoon in Christus Jezus” (Gal. 3, 28). Met zijn adem stuwt de Heilige Geest ons naar Christus.

De Heilige Geest werkt lichamelijk; Hij werkt niet alleen maar subjectief, niet alleen maar geestelijk of “spiritueel”. Aan de leerlingen die Hem alleen maar voor een “geest” hielden, zei de verrezen Christus: “Ik ben het echt! Betast mij en kijk: zomaar een geest - een hersenschim - heeft geen vlees of beenderen zoals ge ziet dat Ik heb” (Luc. 24, 39). Dit geldt van de verrezen Christus in elk tijdperk van de geschiedenis. Hij is geen hersenschim, niet zomaar een geest, een gedachte, alleen maar een idee. Hij is de Vleesgewordene gebleven - Degene die ons vlees heeft aangenomen - en Hij gaat altijd voort zijn Lichaam op te bouwen: Hij maakt van ons zijn Lichaam. De Heilige Geest blaast waar Hij wil, en zijn wil is de eenheid die Lichaam geworden is, de eenheid die de wereld tegemoet treedt en omvormt.

8.

In de Brief aan de Efeziërs zegt Paulus ons dat dit Lichaam van Christus, dat de Kerk is, gewrichten heeft  1 Vgl. Ef. 4, 16, en hij benoemt ze ook: het zijn apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraren  2 Vgl. Ef. 4, 11. De Geest is, zo zien we, in zijn gaven veelvormig. Als we naar de geschiedenis kijken, als we naar de samenkomst hier op het Sint Pietersplein kijken, dan bemerken we hoe Hij steeds nieuwe gaven wekt; we zien hoe verschillend de organen zijn die Hij schept, en hoe Hij telkens opnieuw lichamelijk werkt. Maar in Hem gaan veelvoud en eenheid samen. Hij blaast waar Hij wil. Hij doet het op onverwachte manier, op onverwachte plaatsen en in vormen die nooit eerder in de verbeelding zijn opgekomen. En in wat voor veelvormigheid en lichamelijkheid Hij dat doet! En juist in dit opzicht zijn de veelvormigheid en de eenheid onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Hij wil jullie veelvormigheid, en Hij wil jullie voor het ene lichaam, in eenheid met de duurzame ordeningen - de gewrichten - van de Kerk, met de opvolgers van de apostelen en met de opvolger van Petrus. Hij neemt niet de inspanning van ons weg die wij moeten verrichten om met elkaar te leren omgaan, maar Hij laat ons ook zien dat Hij werkt met het oog op het ene lichaam en in de eenheid van het ene lichaam. Alleen zo krijgt de eenheid haar kracht en haar schoonheid. Neemt deel aan de opbouw van het ene lichaam! Laat de herders er op letten de Geest niet uit te doven  3 Vgl. 1 Tess. 5, 19, en houdt van jullie kant niet op jullie gaven naar de gemeenschap als geheel te brengen.

Nog een keer: de Heilige Geest blaast waar Hij wil, maar zijn wil is de eenheid. Hij leidt ons naar Christus, in zijn Lichaam. “Uit Christus - zo zegt ons de heilige Paulus - put het hele lichaam kracht. Als een welsluitend geheel bijeengehouden door de steun van al zijn gewrichten bereikt het zijn volle wasdom door de werkzaamheid die ieder deel is toegewezen en bouwt het zichzelf op in liefde” (Ef. 4, 16).

 

9.

De Heilige Geest wil de eenheid, wil het geheel. Daarom is zijn aanwezigheid vooral ook te zien aan de missionaire ijver. Wie in eigen leven iets tegengekomen is, dat waar, schoon en goed is - de enige ware schat, de kostbare parel! -, die haast zich om het overal en met iedereen te delen, in de familie, op het werk, en in alle milieus van het eigen bestaan. Hij doet dat zonder vrees want hij weet dat hij de aanname als zoon heeft ontvangen; zonder aanmatiging, want alles is gave; zonder ontmoediging, want de Geest van God gaat in de harten van de mensen en als zaad in de meest verschillende culturen en godsdiensten vooraf aan wat hij zelf doet. Hij doet het onbegrensd, want hij is de brenger van een blijde boodschap die bestemd is voor alle mensen, en voor alle volkeren.

Beste vrienden,

ik roep jullie op om nog meer, nog véél meer de medewerkers te zijn in het universele apostolische dienstwerk van de Paus, door de deuren voor Christus te openen. Dat is de beste dienst van de Kerk aan de mensen en op een bijzondere wijze aan de armen, opdat het leven van de mens als persoon, een rechtvaardiger ordening in de samenleving en het vreedzaam samenleven van de naties in Christus hun “hoeksteen” vinden waarop de authentieke beschaving, de beschaving van de liefde is te bouwen. De Heilige Geest geeft aan de gelovigen een hogere kijk op de wereld, het leven en op de geschiedenis, en maakt hen tot wachters van de hoop die niet teleurstelt.

 

10.

Laten we daarom bidden tot God de Vader , door onze Heer Jezus Christus, in de genade van de Heilige Geest, dat de viering van het Hoogfeest van Pinksteren een brandend vuur mag zijn en een hevige wind voor het christelijk leven en voor de zending van heel de Kerk. Ik leg de intenties van uw Bewegingen en Gemeenschappen neer in het hart van de Allerheiligste Maagd Maria, aanwezig in het Cenakel samen met de apostelen. Moge zij daarvan de concrete verwezenlijking verkrijgen. Over jullie allen roep ik de Geest aan, dat Hij zijn gaven over jullie uitstort, opdat ook in deze tijd de ervaring is mee te maken van een hernieuwd Pinksteren.

 

 

 

© 2006, Libreria Editrice Vaticana
Vertaling uit het Italiaans, nummering en alineaverdeling: Past. Chr. van Buijtenen, pr.

Bron: http://www.rkdocumenten.nl/index.php?docid=1036

 

 

- Zie de originele Italiaanse tekst en de Engelse vertaling in document 0158uk op deze website StuCom.

 

- Meer over de nieuwe bewegingen:

rubriek Nieuwe kerkelijke bewegingen op StuCom. Ook bereikbaar via www.kcv-net.nl/bewegingen